We verlieten dus onze Toearegfamilie en vertrokken met Dara, onze gids richting Dogon. Eerst een rit van twee uur en een half, de helft asfalt, de helft piste. Dara was heel blij dat we een 4×4 hadden, want het is soms een dag wachten op een bush taxi naar Sanga. In Sanga laten we onze auto achter op de parking van een auberge van een vriend van Dara. In ruil drinken we er een cola en eten een omelette. We pakken onze zak zo licht mogelijk om drie dagen te stappen in de bergen. De Dogon is immers een volk dat op de flanken van de bergen woont en onbereikbaar is met de auto. Er is gewoonweg geen weg, geen piste, niets. Wat sport zal ons goed doen!
Amadou, een jongen van ongeveer 15 jaar, een neefje van Dara vergezeld ons. Hij heeft vakantie nu en kent veel beter de weg dan Dara zelf. Dara woont immers al lang in Bamako. We beginnen te stappen en de natuur is gewoonweg prachtig! Een beetje Tovenaar van Oz landschap.
Lang geleden dat we nog eens echt in de stilte van de natuur gezeten hebben. We genieten met volle teugen. Na een uur of twee stappen, komen we aan de grotten van de Tellem. Het zijn kleine huizen gebouwd tegen de wand van de rots. Om ze te bereiken moet je kunnen klimmen of vliegen. De Tellem, ook wel Pygmeeë;n genoemd door de Dogon (omdat de huisjes zo klein zijn), zijn weggetrokken toen de Dogon zich daar vestigden. Ze zijn een mysterieuze legende, maar de huizen zijn er echt. Nu worden de huizen gebruikt als graftomben voor belangrijke Dogonmensen. De lijken worden dan met touwen omhoog gehesen. Anje, Hil, the little people woonden vroeger dus hier!
Na in totaal drie uur stappen, komen we aan in Koundou, het dorp van Dara’s familie. Dara is eigenlijk zijn achternaam, Motié; is zijn voornaam. Iedereen in het dorp is Dara. Dara betekent ‘zij die hoog wonen’. De huisjes zijn van leem. Elke familie heeft een stuk of drie graanschuurtjes, waar allerlei in bewaard wordt, eigenlijk hun keukenkast. In de kast staat ‘miel’, het basisvoedsel hier, een graan, asse, daar maken ze door een chemische reactie met water een saus van en voor de rest waren ze eigenlijk leeg. Men kookt op open vuur in een heel grote ketel, want het zijn heel grote families. De bevolking is te jong, want de jonge mannen zoeken vaak hun geluk elders, dus teveel kinderen in verhouding met de volwassenen. De vrouwen verbouwen kleine stukjes land, maar er is te weinig water. Zelfs drinkwater is zeer schaars. De vrouwen dalen elke ochtend naar beneden af om water te halen en daarna dus terug naar boven met een paar kilo’s water op hun hoofd! Ze gaan ook om de vijf dagen naar de markt in Sanga. Dat is de weg die wij afgelegd hebben, drie uur, 12 km, ‘s morgens heen, ‘s avonds terug, met waren op hun hoofd! Je leest het goed, ik heb het hier telkens over de vrouwen. De mannen zitten hier op hun lui gat. Oh ja, é;é;n keer in het jaar halen ze de graanoogst binnen. De vrouwen stampen deze fijn in hun stamper. Natuurlijk zorgen de vrouwen ook voor de kinderen en het eten. Deze vrouwen zijn ijzersterk! De hulporganisaties werken dan ook altijd met de vrouwen samen.
In dit dorp komen wij dus aan. We gaan naar het kampement van de oudere broer van Dara. Het is daar supergezellig!!! En ook heel proper! Klein, in traditionele stijl, gezellig. Het leuke van zo’n lemen huisjes en vloeren is dat je heerlijk op je blote voeten kan rondlopen. Het toilet is een proper gat en als je in de douche staat (lees emmer met halve kalabas om te scheppen) komt je hoofd boven het muurtje uit en naast je is het dorp en de bergen.
Ik voel me hier op mijn gemak. Ook niemand die je hier lastig valt in Dogonland.
Maar first things first: kom je in zo’n dorp aan, dan moet je langs de dorpschef om hem een paar kolanoten (wordt op gekauwd, soort lichte drugs, smaakt bitter) te overhandigen. Kolanoten aan een oudere geven, is een teken van respect. De dorpschef is steeds de oudste man van het dorp, dus telkens van een ander gezin. Diens zoon regelt veel zaken (omdat de ouwe te oud is vermoed ik ☺), maar de chef is toch de belangrijkste.
Daarna brengen we een kort bezoekje aan de familie van Dara. We tellen wel 15 kleine kinderen, een stuk of vier vrouwen en geen mannen.
‘s Avonds horen we de dorpstamtam. ‘Dan moet er een feest zijn,’ zegt Dara. Hij vraagt even na. Het blijkt een feest te zijn, speciaal georganiseerd voor een groep toeristen. We gaan toch maar even een kijkje nemen. Tamtamgeroffel, gedans van de lokale bevolking en een paar blanken op een stoel, die allen duidelijk moe waren van het wandelen. We blijven een half uurtje, maar besluiten dan toch ons bedje in te kruipen. Ons bed is een matras op het dak onder de sterrenhemel, de geluiden van het dorp op de achtergrond, zalig!
De volgende dag gaan we verder op stap door de bergen, langs andere Dogondorpen. De natuur is grandioos. De dorpen zijn heel pittoresk. Als je ze in de verte ziet tegen de flank, is het net een kabouterdorp. In het dorp zelf is het echter allemaal heel schrijnend. Kinderen met dikke buiken, vodden rond hun lijf, uitgedroogde lippen en huid, kale plekken op hun hoofdje, snottebellen overal, kortom heel grote armoede. Het was weer een tijdje geleden dat ik nog zo’n armoede gezien heb. Het pakt u elke keer weer. Vooral dat hier echt een groot tekort aan water is. Maar de mensen zijn heel vriendelijk. Hun begroeting als ze iemand tegenkomen is onwaarschijnlijk! ‘Sew? Sew! Sew? Sew! Sew? Sew! Sew? Sew!’ met af en toe een ander woord ertussen. Vijf minuten lang zeggen ze dus: ‘Hoe ist? Goe en met u?’, ook tegen de mensen die ze elke dag zien. Met alle respect, maar het is een beetje een lachwekkend tafereel en het neemt veel tijd in beslag.
Eens beneden aan de andere kant van de berg eten wij een lekker middagmaal in een ander kampement. De wereld is wreed. In dit dorp is de school. Als de kinderen van het dorp boven op de berg naar school willen gaan, moeten ze dus 7 km over de rotsen naar beneden stappen. Er gebeuren soms ongelukken met de jongsten van 7 jaar. Daarom hoopt Dara dat er een schooltje boven kan komen met een eerste en tweede klas. Aiaiai, mijn vingers beginnen te kriebelen, een kolfje naar mijn hand, maar nee nee nee, ik moet terug naar Zeppelin, want ze gaan er daar niet meer mee kunnen lachen ☺ Om nu naar school te gaan, moet de motivatie van de kinderen dus heel hoog liggen. Tot voor kort kregen ze een gezond middagmaal van een bepaalde hulporganisatie, maar dit project werd stil gezet. Dara wil meer iets opbouwen rond voeding met de ouders zelf. Iets dat kan blijven duren. Zoals je wel merkt, heeft Dara veel ideeë;n. Hij is dan ook é;é;n van de weinigen die naar school is blijven gaan en niet meer in armoede hoeft te leven. Veel vrouwen willen echter hun kinderen graag naast zich op het veld om te helpen. Meisjes naar school sturen, is een nog groter probleem dan jongens.
Na een deugdoende sië;sta klauteren we weer de berg op om naar ons geliefde kampement in Koundou terug te keren.
De volgende dag stappen we langs een andere weg weer naar Sanga, waar de auto staat. We passeren nog veel tot de verbeelding sprekende Tellemwoningen. Het is warm, maar we komen door een aantal dorpen, dus onze drinkenbussen met water boven halen, is lastig‘ Terug in de auberge bestellen we een cola‘
Een historische noot voor de liefhebbers:
Eerst waren er de Tellem. Een mysterieus volk dat hoog aan de flank zijn huisjes bouwde, met leem tegen de rotswand. Niemand weet hoe ze er geraakten. Sommigen beweren met een touw, want er hangt aan bijna elk huis een tak. Daar zou dan het touw aan gehangen hebben. Anderen denken dat ze konden vliegen, zoals de vogels, en weer anderen denken dat ze zuignappen hadden. Het zou een heel mystiek volk geweest zijn, met bijzondere magische kennis. Ze zijn weggetrokken toen de Dogon er kwamen wonen, maar niemand weet waarheen. Er gaan geruchten de ronde dat ze nu in Gabon leven. De Dogon hebben dezelfde manier van bouwen overgenomen, met leem, maar dan niet in een grot.
Waarom nestelt een volk zich op zo’n onbereikbare plaats? Waarom maken ze het zichzelf moeilijk door ver van water te wonen? De Dogon zijn een heel eigen en vredelievend volk. Zij wilden niet deelnemen aan de stammenoorlogen. Zij wilden met rust gelaten worden en daarom kropen ze in de bergen. Hun dorpen zijn goed verscholen. Zelfs nu is de administratieve leiding in de stad Bandiagara Peul en niet Dogon. De Peul vielen aan. De Dogon zeiden: ‘Wij wilen geen oorlog. Word maar burgemeester. Laat ons verder met rust.’ Tot vandaag leven ze zo vredevol naast elkaar.
Met het kleine beetje land dat ze kunnen bebouwen, de mini akkertjes hadden de Dogon vroeger voldoende voedsel om iedereen te voeden. Nu is er echter het probleem van overbevolking. Er zijn teveel mensen voor het beschikbare voedsel en water.
Huidige problemen: te weinig water, geen gevarieerd voedsel, bereikbaarheid van scholen, emigratie naar de stad (waar het voor hen niet altijd beter is!), te jonge bevolking (teveel kleine kinderen), een cultuur waar de vrouwen al het werk doen. Door het harde leven en een tekort aan gevarieerd voedsel hebben de vrouwen vaak te weinig borstvoedingsmelk of vooral met te weinig nodige voedingsstoffen voor hun baby’s, met alle gevolgen vandien.
Officieel is de grote meerdeheid van de bevolking christen, een kleiner percentage moslim en een nog kleinere groep is animist. In de praktijk is iedereen naast christen of moslim nog animist in hart en nieren. Het animisme is een belangrijk deel van de Dogoncultuur. De Hogon, de religieuze leider, is de allerbelangrijkste persoon voor eender welke beslissing aangaande het Dogonvolk. Er is é;é;n Hogon voor een aantal dorpen samen. In totaal zijn er vier Hogons. De religieuze feesten viert men met tamtammuziek en dansen met maskers.
Het belangrijkste feest is om de 60 jaar. Dit heeft te maken met de stand van de ster Sirius. De Dogon zijn grote astreologen. Zij beweerden al altijd dat Sirius drie sterren omvat, twee zichtbaar en é;é;n onzichtbaar voor ons. De westerse wetenschappers hebben die derde ster pas bevestigd in 1995! Sirius was ook een belangrijke ster bij de oude Egyptenaren. Het zijn mystieke, magische mensen, de Dogon.
Het scheppingsverhaal van de mens is ook voor de Dogon met een adam en Eva. Zij hadden acht kinderen en daar stammen alle Dogon vanaf.
Ze tellen met een vijf dagen week: de eerste dag, de tweede dag enzovoort. Elke dag is er in een ander dorp markt. Natuurlijk is er ondertussen al wel de invloed van buitenaf en zijn onze namen voor de dagen wel bekend.
In é;é;n dorp wonen er ongeveer duizend mensen.
Het project van Dara:
Op een dag kwam Dara, onze gids, in zijn dorp aan en iemand van zijn familie zei: ‘Motié;, jij bent naar school geweest. Wat ga jij nu met jouw kennis doen voor ons dorp?’ Dit bleef door Dara’s hoofd malen. Er begonnen ideeë;n te ontstaan. Hij werkt graag met toeristen. Zijn vader had een kampement. Toeristen hebben geld. Hij begon te denken in de richting van toerisme dat bijdraagt tot de ontwikkeling van de lokale bevolking. Hij stapte naar de nodige officië;le instantie in Mali. Daar zeiden ze dat het een heel goed idee was, maar dat ze het alleen zouden goedkeuren als het een project voor heel Mali zou zijn, op nationaal vlak dus, en niet alleen voor de Dogon. Lijkt mij enigzins hoog gegrepen voor é;é;n man, maar Dara liet zich niet afschrikken en richtte een vereniging op, Ass. A.P.T.M., l’ Association pour la Promotion du Tourisme au Mali. Hij is niet bij de pakken blijven zitten en heeft ondertussen al enkele medewerkers en partners. Hij is bezig met twee projecten, de Dogon en Diema (tussen Kayes en Bamako). Een lening bij de bank is rond om een kampement in Diema op te starten.
Zijn plannen voor de Koundou: Een watertoren met pomp, zodat de vrouwen niet meer dagelijks naar beneden moeten om water te halen. Eens de watertoren er is, een systeem uitbouwen waarbij de mensen een kleinigheid betalen voor het water. Dit geld zou gebruikt worden voor onderhoudskosten en dit ook om te vermijden dat het water te overvloedig getapt zou worden. Het dorp zou dit alles zelf leren beheren. Een school oprichten voor klas 1 en 2, zodat die kleintjes geen 7 km over de rotsen moeten afleggen. Een uitwisselingsproject waarbij westerse jongeren enkele weken in het dorp komen meeleven en werken. De eerste keer zal dit plaatsvinden in februari 2009 in samenwerking met Frankrijk. Voor de vereniging zelf zou hij graag een website willen maken, maar dat kost voorlopig teveel geld (300 tot 500 euro).
Onmiddellijk beginnen er dan scheuten uit mijn hoofd te groeien vol ideeë;n: Diogenes e.a. contacteren om een bouwkamp te organiseren om een schooltje te bouwen, natuurlijk onder leiding van metselaars ter plaatse. Leraars zonder Grenzen contacteren om te helpen met de school. Vrijwilligers leerkrachten zoeken die de lokale leerkrachten willen helpen. Dara zegt dat dit steeds een grote motivatie is voor kinderen om naar school te komen, want dan is het leuker op school. Misschien is Oikotte geïnteresseerd in een uitwisselingsproject (en bijvoorbeeld mee de school bouwen)? Het is wel een heel grote cultuurschok, misschien te groot voor sommige gasten. Financië;le hulp zoeken bij steden die een apart budget hebben voor ontwikkelingshulp (Schilde? Lier?). Zusterdorpen zoeken. Oxfam die ook jaarlijks een som weggeven‘
Ik ga hier in elk geval werk van maken als ik terug in België; ben! Wie nu al iets wil doen, hier zijn de contactgegevens van Dara:
Motié; Dara
Pré;sident de l’ Association pour la Promotion au Mali (A.P.T.M.)
Tel: (00223) 79 13 94 34
e-mail: aptm2003@yahoo.fr
BP (postbus): E12 Bamako (Mali)
De Dogon hebben ons hart alvast gestolen!
We rijden terug naar Sevaré; en halen onze trouwringen op bij de Toearegfamilie. Adou moest de maat nog wat aanpassen. We krijgen er eten, drinken thee en nemen afscheid. Ze nodigen ons uit om daar te blijven slapen, maar wij preferen van niet, bedanken en zeggen dat we onze reis gaan verder zetten.
Dara helpt ons een auberge te vinden in Sevaré;. Het wordt een hele zoektocht. Het Via Via Café; wordt overstelpd door verkopers en gidsen, niet dus. Een andere is veel te duur. Dara brengt ons naar de nonnen van Jean Bosco. ‘Die hebben een heel grote tuin! Daar zal je wel mogen kamperen!’ zegt Dara. De nonnen waren heel nors, verschrikkelijk onvriendelijk: ‘Nee, kamperen gaat niet! ‘t Zijn hier kamers!’ Er kon geen glimlachje af en dat vlak voor Kerstmis! Uiteindelijk belanden we bij Auberge Canarie, waar we op een perceel aan de overkant mogen staan. ‘s Nachts is er een gardien en overdag gratis wifi! ‘t Was er wel ok, maar toch niet de meest fantastische plek om Kerstmis te vieren. Na onze blog geupdate te hebben en de was te hebben laten doen, besluiten we naar Burkina Faso te rijden, meer bepaald naar Bobo Dioulasso. Daar zou het goed zijn, volgens verschillende bronnen.
Bonsor,cette photo est une des souvenir du pays dogon que j’ai beau aimée.
Ah de little people, dat was lang geleden!!! Dan hebben die mannekes wel een hele weg afgelegd om tot in Wadi Rum te geraken he 🙂
Hey , ik kan ‘t me voorstellen dat die tocht door de natuur deugd doet !
Dan beleef je alles weer eens anders , je word meer één met de omgeving (en wat voor
één,waw!) en op een ander ritme . Mercikes aan de gids : we hebben de foto’s gezien !
Dit is één van de meest fascinerende verhalen van jullie blog! Dat hou je toch niet voor mogelijk dat er in de 21ste eeuw mensen nog zo primitief leven… Die dorpen hebben echt iets betoverends. Veke, ik kan me voorstellen dat jij daar in gedachten al een schooltje aan ‘t bouwen bent… Kom toch maar eerst nog eens naar huis, hé! Dikke kus, mam