Woensdag zijn we vertrokken in Zinder, richting Niamey. Rond vijf uur in de namiddag begonnen we uit te kijken naar een plekje om te bushcampen. Een uur gezocht, maar niets geschikts gevonden. Plots waren we in de stad Madaoua. Het begon al te schemeren en er stak een zandstorm op. Aan de rand van de stad zagen we een domein van Spaanse ‘Artsen zonder Grenzen’. We vroegen aan de poort of we hier mochten kamperen. We moesten buiten de poort wachten. De ene blanke na de andere kwam en telkens moesten ze het weer aan iemand anders vragen. Tenslotte kwamen ze terug met een Nigerijn, die een hotel wist in de stad, Hotel Z.
We vonden het hotel. Het was dé;goutant crapy, vies en vuil. Kamperen was vlak naast een open poort en half in de bar. In die bar herkende ik een groepje Nigerijnse mannen van ‘Artsen zonder Grenzen’.
Gert en ik hadden eigenlijk alletwee een rotdag achter de rug. Een emotionele dag waarop je je zonder duidelijke reden slecht voelt. En dan eindigt die dag nog op zo’n verschrikkelijke plaats. We bestelden een colake en kip met friet. Na een uur vroegen we aan de madam waar ons eten bleef. ‘Ik zal er seffens aan beginnen, ok?’ Ze moest er begod nog aan beginnen! Ze was al een uur lang de inventaris van haar koelkast aan het maken. Dat is wel moeilijk natuurlijk, want als dan iemand een pintje besteld, moet je opnieuw beginnen tellen…
We moeten er wel met een heel triestig gezicht gezeten hebben, want opeens stapte é;é;n van de Arsten zonder Grenzen mannen op ons af. Hij deed ons het voorstel om bij hem thuis te komen eten en slapen. We waren absoluut welkom in zijn familie. Zijn vrouw zou ons iets lekkers klaarmaken. Hij had een schattig zoontje van 16 maanden. Hij was gewoon te werken met blanken. We kenden hem niet. Hij werkt voor ‘Artsen zonder Grenzen’, dat is zeker, want ik heb hem daar gezien. Gert en ik keken even naar elkaar, overlegden en dachten: ‘Alles beter dan Hotel Z!’
We gingen mee met Ali en maakten kennis met zijn vrouw Aïcha en zijn zoontje Nasser. Aïcha sprak ook heel goed Frans en gaf alfabetiseringscursussen in samenwerking met het ‘Peace Corps’. Het was een lieve, vriendelijke, interessante en gezellige familie. Hun huis was zowat dezelfde stijl als het huis van Salim in Timboektoe. Ze zetten een DVD op met muziek, Toearegmuziek. Ik vermoedde het reeds, maar vroeg toch voor de zekerheid: ‘Zijn jullie Toearegs?’ ‘Ja, inderdaad!’ We vertellen dat we vrienden Toeareg hebben in Mali. Blijkt dat haar vader afkomstig is van Mali etc. etc.
Het is toch nogal eens straf, vind ik, hoor! We kloppen aan bij blanken en mogen daar niet op hun reusachtige domein kamperen, want oei oei al die verantwoordelijkheid. Dan worden we opgevangen bij locale mensen thuis. Het blijken weeral eens Toearegs te zijn waar we welkom zijn en dit volk zouden gevaarlijke bandieten zijn???
We hebben een leuke avond gehad, lekker gegeten en heerlijk buiten geslapen op een goeie matras. Op de koop toe heb ik een ring en een halsketting gekregen en Gert een Toearegoutfit. Dat laatste omdat ze hoorden dat ik Toearegkleren had, maar Gert nog niet. Dankjewel Ali en Aïcha! Op een moment dat we het hard nodig hadden, kwamen we weer fantastische mensen tegen.
We reden verder. Ik reed, Gert sliep en plots zie ik vlak voor ons een moto met twee mensen vallen. We stoppen. De vrouw is erg gewond. De rechterkant van haar gezicht, naast haar oog ligt open en bloed hevig. Haar hand is hoogstwaarschijnlijk gebroken en zwelt onmiddellijk op. Op verschillende plekken aan knieë;n en benen, vel eraf. Gelukkig is ze volledig bij bewustzijn en kan ze nog stappen enzo. De chauffeur heeft niets. We geven water en helpen om het bloed wat af te wassen. We nemen de vrouw mee in de auto om haar af te zetten bij het hospitaal in de stad 35km verderop. De man zou haar ouders verwittigen en nakomen. We zetten de vrouw af bij de poort, waar ze opgevangen werd en rijden weg. In Afrika moet je namelijk niet te lang blijven hangen bij een ongeluk, want eens je iemand helpt, wordt ofwel jou de schuld gegeven ofwel wordt er verwacht dat je alles betaalt. Het is een heel rare redenering, maar het is echt zo. Daarom rijden zoveel mensen gewoon voorbij. In India was dat ook zo. Enfin, de vrouw was veilig, meer konden wij toch niet doen. We konden met een gerust geweten doorrijden.

Die avond vinden we een rustig plekje om te bushcampen. We besluiten om onze lang bewaarde spaghetti Miracoli te eten, bewaard voor een speciale gelegenheid. Exact acht maanden onderweg en een opkikker nodig, dat leek ons wel een goede reden. Stak er toch weer een zandstorm met regen op.
‘t Werd dus feest vieren in de auto.

De derde dag komen we aan in Niamey. Het was vrijdag, dus we crosten recht naar het Franse consulaat om een visum voor Burkina Faso aan te vragen, in de hoop het maandag te kunnen afhalen. Helaas, we waren te laat, reeds gesloten.
Dan maar naar de patisserie, om daar een paar heerlijk dure koffiekoeken naar binnen te schrokken. Zien we daar ineens aan de overkant de ambassade van Burkina Faso. We werden er vriendelijk ontvangen, maar moesten ook hier maandag terug komen. Ondertussen is er dus een Burkina ambassade gekomen in Niamey en moet je daar zijn voor een visumaanvraag. Gelukkig dus dat wij koffiekoeken waren gaan eten, anders hadden we dat niet geweten!

Op zoek naar een slaapplaats. Camping Touristique zag er wel ok uit, maar ze vroegen nogal veel en er was weinig schaduw. In de Lonely Planet was er é;é;n hotelletje dat superpositief besproken werd, echt zowat een backpackersplaats. Dat wilden we toch eerst even bekijken. Na heel veel rondrijden, vragen en zoeken in de stad, hebben we het nooit gevonden. De ene zei dat het verhuisd was, de andere dat het gesloten was, dat het binnen twee maanden weer zou open gaan… Dan zullen we straks maar weer naar de camping gaan.

Maar eerst naar de markt, groentjes en fruit kopen. Op de markt waren heerlijk veel lekkere dingen, maar spijtig genoeg waren er ook ontzettend veel vervelende mensen. Soms stonden ze met vijf tegelijk te kelen tegen ons om iets te verkopen. Wij hebben dan ook soms terug gekeeld: ‘Hoe meer ge roept, hoe minder we kopen!’
In al die hetse spreekt er een man ons aan. ‘Tu me ne reconnait pas? Du place que vous êtes loger?’ ‘Wij zijn nog nergens gelogeerd!’ Aan onze auto daagde de man weer op. ‘Ik ben de man van aan de poort van de camping. Herken je mij niet?’ Er ontstond een gesprek over de prijs van de camping. We kregen hem van 5000CFA naar 3000CFA. Hij zou met ons mee terug rijden, maar eerst even langs een winkel om een onderdeel te kopen voor zijn moto die stuk was. Ik vertrouwde hem nog steeds niet. Ik herkende hem niet. We stopten aan de winkel. Hij vroeg 8500CFA voorschot om dat stuk te kunnen kopen. Ik zei tegen Gert: ‘No way dat wij hem hier geld geven en schonekes wachten!’ Gert ging zelf meegaan en het zelf betalen. Ik zou wachten in de auto. Gert komt alleen terug. ‘Ze hadden het stuk niet in die winkel. Hij is met iemand op de moto naar een andere winkel. We moeten hier wachten.’ ‘En het geld?’ ‘Ik heb hem een briefje van 10 000CFA gegeven.’ ‘Wat?!’ ‘Ik wou het eerst ook niet doen, maar hij stond bijna te wenen!’
We hebben een uur en 15 minuten gewacht… Het was al donker geworden… We waren opgelicht… Teneergeslagen reden we naar de camping… Niemand kende daar iemand met een moto die stuk was…
We hebben niets meer gegeten, buiten chips met een pastis. Ondertussen stond er loeiharde muziek op van de bar van de camping. Het werd ons snel duidelijk. Eigenlijk was de camping een bar geworden. Overal stonden tafeltjes en stoelen. Het was vrijdagavond, dus veel volk en veel lawaai. Onder de oorverdovende muziek kropen we in onze tent. Toen kwamen er zelfs mensen aan het tafeltje onder onze tent zitten! We hebben vriendelijk gevraagd om ergens anders te gaan zitten. Tot half vier ‘s morgens hebben we geen oog dicht gedaan, keiharde muziek en gebabbel.
Zoals altijd stonden we om zeven uur op, want het werd te warm in de tent. We waren moe. De eigenaar kwam langs. We zeiden hem dat er geen haar op ons hoofd aan dacht om 5000CFA te betalen! Hoogstens 2000CFA, voor het water dat we gebruikt hadden. ‘Dan moet ik niks hebben!’ riep hij. ‘Ook goed!’ riep ik. Op het einde vroeg hij natuurlijk grommend toch nog die 2000CFA.

Ongeveer 60km van Niamey ligt een park waar de allerlaatste in het wild levende giraffen van West-Afrika wonen. We besloten onze dag daar door te brengen. Dat zou ons vast deugd doen!
Daar aangekomen hoorden we dat de prijs serieus verhoogd was. In de Lonely Planet staat 2000CFA per persoon entré;e en 2000CFA voor een gids. Nu was het 10 000CFA per persoon, 5000CFA per auto, 500CFA per fototoestel en de prijs voor een gids moest ge met de man zelf onderhandelen! Dit was onnoemelijk veel boven ons budget. We legden uit dat dat voor ons een onmogelijke zaak was. De man achter het bureautje vertelde dat de prijzen veranderd waren sinds de staat het park in handen genomen had. Wij vertelden van de diefstal. Hij gaf ons een nieuwe prijs: 15000CFA alles in, behalve de gids. ‘Sorry, meneer, wij kunnen dergelijke sommen niet betalen!’
Teleurgesteld reden we weg. Geen giraffen voor ons. Waar moesten we nu naar toe? Tien kilometer verder doken we de boskes in. We zochten een mooi schaduwplekje uit om tot rust te komen. Het was er zalig. Geen kat te zien. Hier zouden we ons weekend doorbrengen! We sloegen aan het fantaseren: stel je voor dat die giraffen hier gewoon passeren! Tenslotte zijn we niet zo heel ver van de inkom van dat park. Ach, dat zal wel niet, dat zou wel heel toevallig zijn en heel veel chance!
Vanmorgen kruipt Gert uit de tent om te plassen. Vanuit de boskes fluister-roept hij: ‘Veerle…Veerle! Giraffen!’ ‘Jaja, grappig, hoor,’ en ik draai me nog eens om. ‘Achter de boom, kijk dan!’ Ik kijk, maar zie niets. Pas als Gert zijn fototoestel pakt, geloof ik hem. Snel uit die tent! Mama Mia, Madre Madonna! Het is echt waar!!!
Gert zijn fototoestel was plat, maar gelukkig hadden we ons kleintje nog.
Zo werd onze ochtend verrijkt met een familie van acht giraffen die passeerden en rustig de blaadjes van de bomen knabbelden!