Na Buea zijn we met ons kleine konvooi naar Yaoundé; gereden. We hadden al gebeld met tante Suzanne om haar te laten weten, dat we reeds in het land waren. Zij heeft geregeld dat we met zijn allen welkom waren bij de paters in Yaoundé;. Gert loodste ons er quasi feilloos naartoe. Na zeven jaar wist hij nog de weg in Yaoundé;. Chapeau. Bij aankomst werden we vriendelijk ontvangen en kregen we een plekje toegewezen om te kamperen, evenals een propere douche en toilet, heerlijk. Harm kon zijn tentje veilig droog in de garage zetten. Geen overbodige luxe in het regenseizoen. Bij stortbuien zaten we trouwens met zijn allen gezellig in de garage.
Gert en ik hadden eigenlijk maar é;é;n dag Yaoundé; nodig. Juist wat inkopen doen, geld afhalen enzo. Sarah, Florian en Harm zitten er langer vast, want zij hebben nog een hoop visa nodig. Gelukkig voor hen is er supersnel en gratis wifi bij de paters.
Yaoundé; als stad valt goed mee, vind ik. Alleen rond de markt is het niet zo aangenaam. Je voelt een gespannen sfeer. Iedereen spreekt je aan. Teveel mensen. Je voelt je niet echt veilig. Kameroen is het eerste land op deze reis waar ik als vrouw regelmatig lastig gevallen wordt, zelfs met een man naast me. Geen land dus om alleen als vrouw te reizen. Ik zet ze wel op hun plaats!

Dan kwam dus het moment van afscheid… Bijna drie weken hebben wij samen gereisd met Sarah en Florian. Geen enkele keer hebben we een onenigheid gehad. Nooit moesten we veel overleggen. Het kwam vanzelf. We wilden hetzelfde. We kwamen overeen zonder veel woorden. We waren zo blij met elkaars gezelschap. Onderweg kwam Harm er ook nog bij. Het was tof. Nu zullen Sarah, Flo en Harm waarschijnlijk samen verder trekken naar het zuiden. Wij naar het oosten, naar Batouri, naar onze eindbestemming, naar tante Suzanne. We voelden het afscheid naderen. Harm heeft ons een heerlijk feestmaal bereid met ettelijke glaasjes wijn. Het was genieten. Jongens, we zullen jullie missen. Ik zie jullie graag. Bedankt voor alles! Met Harm hebben we een afspraak op vlaggetjesdag 2010 in Scheveningen. Sarah en Flo zien we hopelijk ooit weer in België; of in Zwitserland. Liefst in Zwitserland, want het ziet er daar zo mooi uit waar zij wonen!
En toen we de paters vroegen wat we hen schuldig waren, zeiden ze: ‘Niets!’
We vertrokken, een krop in de keel… Daar zaten Gert en ik weer alleen in de auto. Niemand die voor ons reed. Niemand die antwoordde door de walkie. Je moet terug meer op je hoede zijn. Ik vond het geen prettige rit.
Wat wel grappig was onderweg, is dat we het wachtwoord voor de politie kende, namelijk: ‘Nous allons au mission catholique à Batouri.’ ‘Ouvre la porte!’ Om te gieren!
Nog een succesnummer van ons, maar dan wel een pak spannender, is onze gephotoshopte verzekering. Tot hier toe hebben we voor elk land een verzekering gekocht voor de auto, de zogenaamde ‘carte brune’, geldig voor bijna alle landen die wij bezoeken, behalve Kameroen dus. We gingen ervan uit dat we voor Kameroen, zoals in alle andere landen, aan de grens een verzekering zouden kunnen kopen. Van Roxy en Steve hoorden we dat dat niet ging. We zochten er naar in Nigeria, vroegen het daar op de ambassade van Kameroen, maar niemand kon ons helpen. We zouden het in Yaoundé; ofzo moeten kopen. Voor we daar aankomen, zullen we echter een hoop politiecontroles passeren. Dan maar faken. Veel overlanders doen dat. Een verzekering in Afrika kost telkens een bom geld en als er iets gebeurt betalen ze meestal niets. Je hebt dat papier dus alleen nodig voor de roadblocks. Ik ben liever in orde, dan sta je recht in je schoenen tegenover die agent, die iets fouts probeert te vinden om zelf een cent te kunnen bijverdienen. Maar nu lieten ze ons weinig keus. Gert nam onze Belgische verzekering en delete het kadertje waar de landen opgesomd staan. Nu staat er dus een boel uitleg in het Nederlands, in het groot het woord ‘internationaal’, de naam van de verzekeringsmaatschappij en de datum. Net genoeg dus om hen te misleiden. Tot hier toe zijn er gelukkig nog maar twee agenten die er naar gevraagd hebben. Eé;n van hen deed moeilijk omdat het een kopie is. ‘Dat is omdat we al zolang onderweg zijn, mijnheer. Het moest vernieuwd worden. Ze hebben het gefaxt.’ ‘Je moet het laten voor echt verklaren met een zegel van 1000 CFA.’ ‘Oh, dat wisten we niet.’ ‘Ja, dat moet!’ ‘Waar kunnen we dat laten doen, mijnheer?’ ‘In de stad.’ ‘In Batouri?’ ‘Hmm.’ Na een tijdje mochten we doorrijden. ‘Dus, mijnheer, waar moeten we precies zijn in Batouri voor die zegel?’ Een beetje verlegen: ‘Hmm, ik weet niet of er daar een agent is die de juiste stempel heeft.’ ‘Oh, dat is spijtig! Bonne journé;e!’ Tja, we worden stillaan echte Afrikanen.

Die avond geraakten we niet meer in Batouri, maar wel in Bertoua en daar woont den bisschop. Gert wist nog precies waar hem te vinden. Hij stuurde ons naar ‘la maison d’acceuil’. We stonden er wat verloren te kijken op de parking, tot we gespot werden door een nonneke. Heel vriendelijk heette ze ons welkom. We introduceerden ons als ‘le neveu de soeur Suzanne et sa fiançé;e’. Vanaf toen ging de hemel open. ‘Le neveu est de retour!!! Le neveu de notre tante!!!’ Tante Suzanne is daar zo graag gezien, dat de neveu behandeld wordt als een heilige. Deze zusters waren zo lief, zo gastvrij, zo open, dat ze mijn triestige dag helemaal opfleurden. We moesten absoluut een kamer aannemen. De neveu die in een tent slaapt, dat kon niet bestaan. Maar de neveu is een keikop en wou persé; in zijn tent slapen. ‘Maar wat zal onze tante dan zeggen over ons!’ De fiançé;e was al lang overtuigd, maar de neveu gaf alleen toe een kamer te gebruiken voor de badkamer, douche met warm water. Warm water! Dat was geleden van bij Matty en Siska! Het deed deugd! Oh, zo zalig! En dat wou de neveu bijna ook weigeren?! Al goed dat de fiançé;e ook nog iets in de pap te brokken had. Enfin, geslapen dus in de tent voor het huis van de gezellige zusters. Ze waren echt een gezellige, goed gezinde bende.
We kregen een pintje als apertitief, werden uitgenodigd voor het avondmaal en ‘s anderendaags voor het ontbijt. En de nonnekes eten goed! Salami, gebakken spek, echte boter, mmmm! Bedankt allemaal!
Na het ontbijt begonnen we aan onze laatste etappe, onze laatste kilometers voor ons einddoel. Het was een stevige piste, 90 km. Na drie uur reden we den hof op van tante Suzanne. We waren nog niet geparkeerd of er werd al druk getelefoneerd: ‘Soeur Suzanne, ils sont dé;ja là!’ Tante Suzanne arriveerde. We waren er… Er zijn momenten geweest dat ik dacht dat we nooit tot Batouri zouden geraken, maar we zijn er. Het is ons gelukt! ‘t Was geen makie, maar we zijn er! Ik kan het niet genoeg herhalen.
Zeven jaar geleden had Gert al lachend gezegd: ‘Volgende keer kom ik met de moto!’ Wel, hij zat er niet ver naast.
Het is hier een open huis bij tante Suzanne. Iedereen is altijd welkom, de deur staat letterlijk open. Giselle en Hedwig, twee studentes wonen hier ook, evenals Chamberlain. Chamberlain vind ik een interessante man. Hij is gehandicapt aan zijn benen, maar zit vol moed. Hij heeft techniek gestudeerd voor het repareren van koelkasten, maar vindt helaas geen werk wegens zijn handicap. Ik vind dat hij heel open staat voor andere culturen. Hij vindt het belangrijk om elkaar goed te begrijpen. Zo kregen we weer een heel andere kijk op de Afrikaanse kinderen die roepen: ‘Donne moi bic! Donne moi cash! Donne moi…’ Of volwassenen: ‘What do you want?!’ Telkens op een voor ons onbeleefde toon. Hij legde uit dat in veel Afrikaanse talen er geen beleefdheidswoorden of -zinnen bestaan. ‘Alstublieft’ bestaat niet, eufemismes ook niet, een beleefde vraag als ‘Mag ik…’ of ‘Ik zou graag…’ ook niet. Het zijn directe talen, geen blabla, maar recht voor de raap. Dat verklaart voor mij weeral heel veel! Het is bij ons al moeilijk om kinderen met twee woorden te leren spreken, laat staan als dat in je moedertaal nog geen eens bestaat! ‘De beleefdheidswoorden worden wel soms vervangen door gebaren, zoals buigen of de handen vouwen ofzo’, vertelt Chamberlain. Dat is dan weer raar voor ons, iemand die voor ons buigt, dat geeft ons een ongemakkelijk gevoel. Dat hoeft nu ook weer niet. Verschillende culturen, ‘t is moeilijk, ‘t is interessant…

We hebben al een rondleiding gekregen van tante Suzanne in de ‘centre de la santé;’, door haar gerund. Knap, hoor, wat ze daar realiseren. Er vinden dagelijks 40 tot 50 consultaties plaats. Er is een materniteit, een labo, een apotheek,… Zoals overal kampen ze met te weinig plaats en te weinig personeel. Veel mensen vertrekken als ze een beter betaalde job elders vinden en dan moet het centrum weer iemand nieuw opleiden, telkens weer van nul beginnen. Door middel van enkele sponsors is men een hospitaal aan het bouwen. Grootse toekomstplannen. Hopelijk kan de droom werkelijkheid worden!

We zullen hier nog een paar daagjes blijven en dan moeten we richting noorden, want ons visum is maar é;é;n maand geldig. In het begin van de trip leek é;é;n maand lang, nu is het steeds te kort.