Sarah en Florian legden een hoop geld neer op de ambassade van Congo en plots was het heel gemakkelijk om snel een visum voor hen te maken. Dus voor ons vier was het visumshoppen in Abudja gedaan, dus zaterdagochtend, wijle weg! We stevenden recht af op Ekok, de grens met Kameroen.

De eerste nacht kampeerden we gratis bij een hotelletje in Makurdi en ze hadden zelfs koude pintjes!
De tweede nacht besloten we een klein omweggetje te maken en naar de Cattle Ranch te rijden, in de bergen, dichtbij Obudu. Je zou er een prachtig uitzicht hebben. Hoe dichter we bij de Cattle Ranch kwamen, hoe mooier het landschap werd en hoe kouder het werd, aangenaam dus. De laatste tien kilometer was een kleine weg vol haarspeldbochten, recht naar de top. Het was een perfecte asfaltweg, met mooi aangeplante bloemen langs de kant. Dat was raar voor in Afrika‘ Als we boven toekwamen, viel onze mond open, het was weer alsof we een andere wereld binnenstapten. De Cattle Ranch was een gigantisch groot rijkeluisdorp. Je kan er kamers, bungalows, huizen en villa’s huren. Alles is verbonden met asfaltwegen en overal is straatverlichting. Moe, zwetend, stinkend en stoffig, stapten we de megachique receptie binnen, een beetje beschaamd, maar stiekem trots. We legden uit dat we een plek zochten om te kamperen. De beleefde dame gaf ons een prijslijst van de kamers en villa’s en dergelijke. Het begon bij 20 000 naira (= 100 euro) voor é;é;n nacht. We slikten en schoven de lijst opzij. ‘Sorry, mevrouw, maar is het mogelijk om te kamperen?’ ‘Ga even zitten. Ik kom zo bij u.’ We zetten ons in het salon. De film ‘Independence Day’ begon net. We waren moe. Het was al donker. We zaten boven op een berg. We konden de kamers hier niet betalen. We konden nergens anders heen. Na een lange tijd knikte de dame in onze richting. ‘Deze gids zal u naar een plekje brengen waar u mag kamperen.’ ‘Moeten we iets betalen?’ ‘Nee,’ zei ze stilletjes. Oef! De gids bracht ons een paar kilometer verder. ‘In de ochtend zal je hier een heel mooi uitzicht hebben,’ vertelde hij ons, ‘Weet je, soms moeten mensen zoals jullie wel betalen om hier te kamperen, maar deze dame wil geen geld vragen voor deze plek.’ We begrepen snel waarom. Het leek de nationale kakplaats van alle koeien van de ranch. Er was geen toilet, geen water, geen struiken, alleen gras. Gelukkig was er veel mist‘
Sinds zeer lang haalden we allen onze truien, fleecen, sokken, schoenen en lange broeken boven. Het was freezing koud. Nieuwsgierig als we waren, namen we de thermometer. ‘En? Hoeveel graden is het?’ ‘20°C’ ‘Wat???’ We waren echte Afrikanen geworden. Dik ingepakt bij 20°C‘
‘s Morgens was de mist zo dicht, dat er geen sprake was van een mooi uitzicht. We zullen nooit weten, hoe het er daar uitzag. Met een zicht van 15 meter reden we de berg af. Sarah en Florian eerst. ‘t Zijn Zwitsers voor iets!

Die dag bereikten we Ikom, het laatste stadje voor het eigenlijke grensdorp. We konden er weer kamperen op de binnenplaats van een hotelletje. Voor een redelijke prijs huurden we é;é;n kamer voor het gebruik van douche en toilet. Dat is het voordeel van met meerdere mensen te reizen. Je deelt de prijs van een kamer, voor de badkamer, maar slaapt in je tent. Dit was de eerste en laatste keer dat we in Nigeria hebben moeten betalen voor accomodatie.

Wie zegt dat Nigeria een verschrikkelijk land is? Gevaarlijk, massa’s roadblocks en agenten die u afzetten. Wij hebben er alvast niets van gemerkt! Enkele politiecontroles met steeds vriendelijke mannen, niemand die iets vroeg, velen wuifden ons gewoon door. Uiteraard hebben we bewust een alternatieve route gekozen, maar dan nog.
Alleen in Ikom vond ik de mensen niet vriendelijk (uitgezonderd het hotelpersoneel). Een gast die obscene gebaren naar me deed enzo (trouwens de eerste keer in Afrika! Gemakkelijk hoor, getrouwd zijn!). In de rest van Nigeria, vonden wij de mensen supervriendelijk, enthousiast, niemand die om een cadeau vroeg‘

En dan‘op naar de grens, op naar de beruchte Mamfé;road. In Ikom zeiden de mensen dat het al vier dagen niet geregend had. Dat gaf ons hoop en moed!
De grens was weer geen enkel probleem, wel zeer traag, aan beide kanten. Vier namen opschrijven in het grote boek is veel werk. Je moet dan ook nog eerst het juiste grote boek vinden.
Ook de mannen aan de grens wisten te zeggen dat het de laatste dagen droog was gebleven. Ok, let’s go! De eerste 500m waren geen probleem. Dan maakte de weg een bocht en wat vonden we daar? Zeer diepe putten vol water met vrachtwagens die erin vastzaten. Ze zaten er precies al lang vast. Soms kon je er naast passeren door de modder. Eerst verkennen en dan lieten de mannen hun beste rijkunsten zien en ze waren goed! Sarah en ik gingen te voet en legden alles vast op film. Soms hadden de locals een bypass gemaakt, waar je moest voor betalen. Gelukkig was dat maar é;é;n keer het geval voor ons. Zoals gezegd waren onze mannen goede offroaders met uiteraard goede 4x4s, maar de locals, zij reden erdoor met gewone auto’s, nee, geen gewone, oude wrakken. Veel duw en trekwerk dus voor Gert en Florian.
Het werd een beetje een gezellige familie, iedereen hielp iedereen. Eigenlijk vond ik het stiekem wel leuk. Dit stuk zeer slechte weg was ongeveer 20km. Daarna was het een normale piste. Dit is dus de Mamfé;road in droog seizoen! De verhalen die we hoorden van tijdens het regenseizoen, wil ik liever niet live meemaken. Dan doe je zes dagen over deze 20km! Wij geraakten in é;é;n dag tot Eyuckom, een dorp vlak na het slechte stuk. Van andere reizigers wisten we dat je daar kon kamperen in den hof van de gendarmen. En dat was zo! Een zeer vriendelijke gendarm heette ons welkom en toonde ons een mooi grasveldje, lekker veilig en geen pottekijkers, want niemand durft den hof van de gendarmen betreden! We mochten zelfs water nemen uit hunne put om ons te wassen. We zaten namelijk allemaal onder de modder en zweetten verschrikkelijk. Gert en Flo fabriceerden een douchegordijn en alles was fijn! We kropen onze warme bedjes in en droomden van een droge Mamfé;road, nog 60km te gaan morgen…

Onze dromen werden werkelijkheid. De volgende 60km waren kurkdroog en ‘s middags waren we dus reeds in Mamfé;! Onderweg waren de mensen wel niet zo tof. Een jongen gooide zelfs stenen naar ons! We remden en snel liep hij weg. Welkom in Kameroen!
We reden Mamfé; binnen. ‘Hey, een blanke! Hey, ‘t is Harm! Gert, stoppen, Harm, ‘t is Harm!’ Door de walkie: ‘Guys, pull over, we saw a friend!’ Ja, ja, wij hebben walkies, leuk hoor! Ik spring uit de auto en ren naar Harm. Die kijkt verdwaasd op, kijkt nog eens en staat op met een grote smile. Hij was ook net aangekomen. Hij wist dat we net voor hem waren, want hij had onze namen in het grote boek gezien. Terug verenigd. Harm voelde zich echter niet goed. Gert en Flo gingen onmiddellijk op zoek naar een plek om te kamperen. De Data Club waar sprake van was, vroeg veel te veel geld, maar ze vonden een ander hotelletje met een leuke tuin achter het huis. We deelden weer een badkamer, nu met zijn vijven. Daar stonden we dan, een Landcruiser en een Land Rover met daktent en een moto met tentje op de grond. Onze familie groeit. Er werd havermoutse pap gemaakt voor Harm, een tarp gespannen over zijn niet waterdichte tentje, teatreedruppeltjes, thee… we zouden hem eens goed swanjeren, want hij had het nodig.
Snel werd duidelijk dat het een zeer speciaal hotelletje was waar we verbleven, een é;é;n uur hotel, als je begrijpt wat ik bedoel!

De volgende dag deden we inkopen op de markt, samen met Christine, een Kameroenese. Zij wees ons de weg en kende de prijzen. Ze vroegen 200CFA voor een brood. Wij dachten dat dat teveel was en boden af tot 150CFA. Achteraf zei Christine dat 200CFA de normale prijs is en dat zij nog nooit een brood gekregen heeft voor 150CFA. Huh?! Wij onnozele blanken toch!
Na onze inkopen nemen we de piste richting Buea, richting Mount Cameroon, de hoogste berg van West-Afrika. Na de Mamfé;road hebben wij geen schrik meer van pistes! Pfff, peanuts! Ons konvooi wordt met veel verbaasde ogen nagekeken, vooraan Harm op de moto, vervolgens Sarah en Flo en wij sluiten de rij. Zoveel white men together! Scary!
Die dag geraken we tot in Nguti. We belanden in een leuk, zeer proper hotelletje. We waren de enige gasten. De manager en zijn werknemer, vriendelijke stille mensen, kwamen bij ons zitten, keken, luisterden, vroegen af en toe iets… Ze hadden nog nooit overlanders gezien. De werknemer, een arme stakker at met ons mee. Aan sommige mensen geef je met plezier een bord vol heerlijks. Hij genoot met volle teugen: ‘Voor ons is het soms moeilijk om eten te vinden.’

En dan zijn we nu in Buea, aan de voet van Mount Cameroon, de natste plek op aarde, op é;é;n na ergens in Azië; en we zullen het geweten hebben. We hebben hier net een tropische storm achter de rug. We dachten dat alles veilig dicht was en kropen in het salon van de guesthouse. Wat ontdekten we echter? Dat de ritsen aan de achterkant van onze tent niet dicht waren! De wind blies de flap omhoog en alles is door en door nat. Een paar uur heeft het gegoten. Nu hangt onze inboedel te drogen. Leve het regenseizoen! En dit is dan nog maar het kleine regenseizoen! Niet leuk is mijn opinie. Avontuur is Gerts opinie. Hij blijft optimist tot in de kist. Gelukkig maar, dat maakt het allemaal veel draaglijker. En dan nog lieve andere reizigers, die warme kippensoep maken enzo. ‘t Is allemaal zo erg niet.
Voor de rest is het hier trouwens super! Vooral een heerlijk temperatuurtje! Niet te warm dus.
Onze jongste, Harm, zit op de berg. Hij doet een trektocht tot de top met een gids. Hij is er trouwens helemaal bovenop. Wij, de ouderlingen, zijn aan het twijfelen en discussië;ren of we het zouden aandurven om een dagtripje te ondernemen. Ons lijf heeft namelijk de vorm aangenomen van een autozetel. Dan nog de storm van vandaag…hmhm…’t zal er niet inzitten vrees ik. We will see…

Waarschijnlijk bereiken we woensdag of donderdag Yaoundé;. Steeds dichter en dichterbij…