De grensovergang was weer geen probleem. We belandden in het Engelstalige Ghana. Een hele aanpassing na vijf maanden Frans te spreken. Zelfs al bij de eerste politiepost merk je dat dit land een Britse kolonie was. Beter georganiseerd, meer regels, alvast op het eerste gezicht.
We bushcampen onze eerste nacht.
De volgende dag rijden we aan é;é;n stuk door richting Nationaal Park Mole. We zullen er net niet geraken voor donker en besluiten nog een nachtje te bushcampen. Dit was de slechtste beslissing ooit, of toch de slechtste plek ooit! We werden belaagd, overvallen, niet door rovers, maar door miljoenen kleine vliegen! Het was de hel! We hingen een muskietennet op, ze kropen erdoor! Het enige dat erop zat, was wachten tot zonsondergang. Op zo’n frustrerend moment duurt een uur lang, heel lang! Eindelijk waren ze weg, we konden relaxen. We vatten het plan op om ‘s morgens om zes uur op te staan, onmiddellijk te vertrekken en pas te ontbijten in Mole Park. Dat kon immers niet ver meer zijn. Als we ‘s ochtends wakker werden, hoorden we de bastards al. Gelukkig zaten ze nog in de bushkes. Wij snel weg! Om zeven uur waren we al in Mole.

Daar ontmoeten we drie andere overlanders, die spijtig genoeg, net gingen vertrekken. We praten toch nog gezellig bij een tas koffie en wisselen allerhande tips uit. Zij vertrekken en wie komen er toe? Olifanten! Vier olifanten passeren langs de camping! Amazing natuurlijk! Wij gingen boven op de auto zitten, genieten en foto’s nemen.
De kampplaats is trouwens geweldig! De beste en properste douche sinds thuis! Wc’s en douches zijn afgesloten met hekwerk, zodat er geen dieren binnen kunnen. Er is zelfs een vuilbak! Lang geleden! Echt nodig is dat niet, want dagelijks passeert er een familie aardvarkens, die de vuilbak plundert. En het uitzicht! Het uitzicht over het woud is prachtig.
In de late namiddag maken we een safaritrip met een ranger in de auto. Twee uur en een half leidt hij ons rond. We zien veel verschillende soorten antilopen, waaronder het hartebeest (vind ik een grappige naam). Voor de rest in de verte een paar baboonen en mooi gekleurde vogels. Wat we ook van dichtbij mochten meemaken, tot vervelends toe, was de tsetsevlieg. Eerst moesten we de ramen dichtdoen van de ranger, maar na een paar minuutjes, toen hij merkte dat we geen airco hadden, gingen ze snel weer open! Ge zweet u hier immers te pletter. Zo raar, maar van het ogenblik dat we de grens met Ghana overreden, veranderde het klimaat. Het is hier vochtiger, warmer en dus meer zweten! Het is hier pokkeheet en het warmste moet nog komen! Ik weet niet of we dat overleven! Ge kunt u inbeelden, ik die het te warm vind, dan moet het echt wel warm zijn! Gert is blij dat hij niet de enige is die afziet. We begrijpen nu ook compleet het Afrikaanse ritme. Het is gewoon onmogelijk om druk bezig te zijn! Ik zit nu gewoon op een stoel en ik zweet.
De ranger wist wel wat af van insecten, dus ik vuurde een paar vragen op hem af. Sinds de laatste bushcamp sta ik immers boordevol beten, precies de mazelen, ook al had ik me ingesmeerd en alles! Ik vroeg achter vliegen, vlooien, termieten en muggen. Hij stelde me gerust, de beesjes die ik beschreef, waren niet gevaarlijk, alleen lastig.
De ranger stak ook een stuk bos in de fik. Het is te zeggen, het lange droge gras. Dat doen ze systematisch elk jaar. Zo kan er nieuw gras groeien en blijven de dieren in het park. Raar, maar de bomen branden niet mee op, enkel vanonder een beetje.
Op het einde van onze safaritocht rammelde de ranger een tekstje af, precies of hij praatte tegen een groep. ‘Dit is het einde van de toer. Bedankt voor uw aandacht. U hebt geluk gehad, want u hebt bijna alle dieren van het park gezien. Terug in het kamp betaalt u volgens het aantal uren en je geeft de ranger een tip van minimum 5 cedis.’ Alle dieren, hm, buiten de olifant, de leeuw en het luipaard gerekend dan. Een tip van 5 cedis? Het is 0,75 cedis per uur per persoon, dus 4,50 in totaal. De tip zou dus meer zijn, dan de tocht????? In het bureautje handelen we de officië;le prijs af. Ik ben zo gemeen om in het bijzijn van de secretaresse te vragen aan de ranger hoeveel hij ook al weer vroeg als tip. De man was beschaamd en mompelde iets van als je mij een tip wil geven, mag dat, als je dat wil. De dame lachte en zei: ’Je mag geven wat je wil!’ Buiten gaven we hem de 5 cedis en zeiden dat we het veel vonden.
‘s Avonds kwam hij langs om uit te leggen waarom 5 cedis niet teveel is: Hij zou ons beschermen tegen de wilde dieren ‘s nachts. Hij had het licht op de camping al speciaal voor ons aangestoken. Hij riskeerde immers zijn leven voor ons. Yeah, yeah, right. Wij deden ook ons verhaal, van financieel uitgemergelde blanken, en dat ze de risicofactor dan maar in de prijs moeten incalculeren, maar niet altijd achteraf er mee moeten komen aandraven. Je denkt dan: ’Oh, ‘t is hier goedkoop! Niet dus!’ We hadden een hevige discussie. De ranger vond mij nog sympathiek, maar Gert vond hij een kwaaie. Ik verdedigde natuurlijke Gert. Wij dachten er immers hetzelfde over. Na veel gepalaver schudde we elkaar de hand en vertrok hij. We hebben hem nooit meer gezien. Verdedigen? Waar was hij dan als die baboonen kwamen?
De volgende dag kregen we ‘s morgens bezoek van kleine apen. We lagen nog in de tent. De apen passeerden. Die middag echter kwam er een familie baboonen de vuilbak plunderen. De man die de camping schoon houdt (doet hij trouwens excellent!) kwam rustig langs en de apen gingen er vandoor.
Veel hebben we die dag niet gedaan. Uit geldprincipe deden we niet nog eens een safaritocht. We waren er ook niet echt voor in de mood. We waren lam door de hitte. Op de koop toe zag ik erg af van de beten die ik had. Enkele kanjers, allergische reactie.
Onze laatste ochtend wilden we snel vertrekken. Dat werd verhinderd door tientallen baboons! We konden niet ontbijten! Het was Gert tegen de baboonbaas. Met zo’n gast valt niet te lachen. Hij sprong op de auto en zijn arm stak al door het open raampje. Met een tentstok verdedigde Gert ons territorium. De baboonbaas ging tegenover ons zitten, zodat alle vrouwtjes en kleintjes veilig konden passeren. Je weet immers maar nooit met die toubabs! Op den duur zat de kampplaats vol apen! We wisten niet wat gedaan! Tot gelukkig de onderhoudsman weer verscheen. Van hem hebben ze bang en dan druipen ze af. Het was angstaanjagend, maar ook wel mooi om te zien. Veel kleine aapjes die spelen en stoeien of op moeders rug zitten. Heel erg mooi, maar spijtig genoeg zijn alle foto’s mislukt. In de drukte vergeten fototoestel juist in te stellen.

Genoeg apen en rangers, de volgende dag rijden we naar een stadje Nkorenza. Wat is daar te zien? Niets eigenlijk, behalve dan een project voor mentaal gehadicapten, gerund door een Nederlandse dokter, waar ook een guesthouse aan verbonden is. Lijkt ons tof om langs te gaan.
Hier zitten we dan nu. Het project zit fantastisch in elkaar. Er verblijven hier 52 gehandicapte kinderen en volwassenen. Sommige gaan naar school in een speciale school naast het domein. Anderen doen workshops in de dag, zoals weven of parels rijgen. Weer anderen blijven in het dagcentrum. Er zijn 25 begeleiders. Zij wonen allemaal op het domein en zorgen ‘s nachts voor enkele gehandicapten in hun huisje. Begeleider zijn hier, is dus een job van 24 op 24. Onvoorstelbaar knap vind ik! Ik zou het niet kunnen. Het domein is heel gezellig ingericht. Kleine huisjes rond een grote tuin, een speelruimte, een knuffelruimte, een TV ruimte, een zwembad enz. De guesthouse zijn kleine gezellige bungalowtjes. Wij kamperen in onze tent op het grasplein. Wel druk, niet echt ideale plek. Vooral ‘s morgens. Dan is het ochtendwandeling en werden we dus wakker van mensen die toertjes wandelen rond het grasplein op het weggetje dat vlak voor onze tent passeert.
Het project zit knap in elkaar, maar ik voel me hier een beetje een buitenstaander. De meeste blanken doen hier vrijwilligerswerk, wij zijn maar bezoekers, pottekijkers, zo voel ik het aan. Er is iets geknapt in mij, de moment dat we aankwamen. We waren moe en bezweet. Een blanke man zei vriendelijk goededag. Er zat nog een blanke vrouw bij en enkele Afrikanen. Ik vroeg aan de blanken: ‘Are you the doctor?’ De vrouw antwoordt heel onvriendelijk en geïrriteerd: ‘Euh ja, maar wij zijn wel in meeting!’ Ik draai me om en ben weg. Het is vijf maanden geleden, dat ik dit nog meegemaakt heb. Ik ben achterovergeslagen. Ik had me een vriendelijke dokter voorgesteld en een warm onthaal. Dat viel tegen. Gelukkig nam Charity ons onder haar vleugels. Zij staat in voor de guesthouse en bijhorend restaurantje en ze doet dat fantastisch.
Al bij al, een fantastisch project, maar als toerist voel ik me hier niet echt op mijn gemak. Voor wie vrijwilligerswerk zoekt en graag met mentaal gehandicapten werkt is dit the place to be. Neem dan zeker eens een kijkje op de website www.operationhandinhand.nl

Morgen trekken we naar Kumasi. Het schijnt een drukke stad te zijn, enkel goed voor inkopen en internet. We zullen zien. We kijken in elk geval erg uit naar ‘Green Turtle’ aan de kust. Dé; plaats voor overlanders. Ié;dereen spreekt er positief over. Het zou er eenvoudig zijn, goedkoop en gezellig.