Na onze onaangename grensoversteek wilden we zo snel mogelijk naar Matty in Saint-Louis. In den donkere hebben we, dankzij de goede wegbeschrijving, hun rode huis met strooien hut op het dak vrij gemakkelijk gevonden.
We werden verwelkomd door de guardien en Mama Ndiaye. Matty en Siska waren in de stad gaan eten. We mochten ons al rustig installeren met een fris pintje! Even later babbelen we gezellig bij. Het doet deugd met gelijkgezinden in je eigen taal te kunnen praten.

De volgende dag ontbijten we samen en gaan dan een tochtje doen met de rubberen motorboot van Matty en Siska. Het doel is de ‘Zebrabar’, een overlandkampement aan de oever van de Senegal rivier.
Saint-Louis is in feite een eiland. Met de boot varen we op de rivier en passeren we de ‘coupure’, daar waar de rivier in de zee uitmondt.
Het is supertof! Een heerlijk weertje, pret alom. We zien veel vogels, waaronder pelikanen. Even uitrusten aan een strandje. We varen weer wat verder. De Matty haalt nog een stunt uit en valt pardoes in het water. Geschater alom, vooral van Xander, het zoontje van Siska. Na ongeveer twee uur en een half arriveren we aan de ‘Zebrabar’. Daar kunnen we iets fris drinken.
Blog ImageWe vinden een vergeten fototoestel op een stoel aan onze tafel. Gert geeft het af aan de bar. Na enkele minuten realiseert hij zich, dat hij zijn zonnebril op de toog vergeten is. Hij gaat terug. Zonnebril weg! Niemand die iets gezien heeft. Twee verdachten flitsen door ons hoofd: iemand die aan de toog zat en een klant die een bungalow huurt. Een man van het personeel gaat mee met Gert naar de bungalow. Die man begint een razende litanie: dat het schandalig is om nog maar te vragen of hij zich misschien vergist heeft, dat het nog erger is in het bijzijn van zijn vrouw‘ Je krijgt er geen spelt tussen. Het is natuurlijk een verloren zaak. Niemand gaat toegeven dat hij iets gestolen heeft. Het was een dure en oerdegelijk RayBan zonnebril, onontbeerlijk als je lenzen draagt. Die mannen zien dat natuurlijk ook dat het een ‘echte’ is. Dus bij je goede daad (het teruggeven van het fototoestel), wordt je eigen zonnebril gepikt. Straf, hé;!
Het is spijtig, maar we laten de pret niet bederven en varen naar de overkant. We meren aan en wandelen door de duinen naar de zee om een frisse duik te nemen. Zalig!!! Het is allemaal zo leuk, dat we de tijd wat uit het oog verliezen. Snel vertrekken, want het is nog twee en een half uur terug en binnen twee uur ofzo is het donker.
In het begin zijn de golven nogal hevig, waardoor we nat gespet worden, op den duur zelfs echt nat. Het wordt frisser, want de zon begint te zakken. Hmm, teruggaan lijkt precies altijd langer! Het wordt donker en koud. We slaan een handdoek om. En dan, prrt, we hebben een vissersnet geraakt met de motorschroef!!! Matty en Gert proberen het los te krijgen. Ondertussen is het pikkendonker geworden. Het lukt maar niet om het net los te krijgen. Daar zitten we dan, midden op de rivier‘ wat nu gedaan? We roeien naar de kant. Matty en Gert stappen door het water en trekken de boot mee. Siska, Xander en ik stappen langs het strand. Telefoon van Mama Ndiaye. Ze is doodongerust. De guardien en Mama Ndiaye komen ons halen met de auto van Matty en Siska. Matty en Mama Ndiaye blijven bij de boot achter. De rest mee naar huis. Gert onmiddellijk terug met onze auto. Boot op het dak en klaar is kees. Oh, wat kan een warme douche deugd doen!
Het was een heel avontuur, maar al bij al, achteraf bekeken, super! Merci guys!
We eten in een Senegalees restaurantje voor elk 2000 CFA (3 euro) en het was heel lekker.

De volgende dag gaan we mee met Mama Ndiaye naar de markt en kopen een nieuwe zonnebril voor Gert, 1000 CFA (1,5 euro). We struinen wat door de stad en ploffen om de haverklap neer op een terraske, want het is heet! Mam, je vroeg aan de telefoon onlangs of ‘warm’ is zoals een warme zomerdag bij ons. Warm is 39 graden! Heet dus.
We wandelen terug langs ‘de middeleeuwen’, een overbevolkte arme visserswijk. Iedereen waarschuwt voor zakkenrollers, onvriendelijke mensen en dat je absoluut geen foto mag nemen of je krijgt klop, maar dat je het gewoon moet gezien hebben. Wij vonden de mensen eigenlijk heel vriendelijk. Niets onaangenaams meegemaakt. Geen bedelende kinderen, wat wel het geval is in de stad zelf, enkel zwaaiende handjes. Overbevolkt is het echt wel, maar de mensen willen naar nergens anders verhuizen. Gert heeft natuurlijk stiekem toch enkele foto’s gemaakt.
Door deze wijk zijn wij trouwens per ongeluk doorgereden, op zoek naar het huis van Matty, in den donkere. We wisten wel direct dat we fout zaten!
Op weg naar huis, kom je nog langs een heel groot moslimkerkhof. Het bestaat uit drie stukken: een militair gedeelte, een deel voor de rijkere en het deel van de vissers. Dat laatste is het indrukwekkendste. Zelfs hun kerkhof is overbevolkt!
Nog even langs het strand wandelen en dan zijn we weer ‘thuis’ (zo voelt het toch een beetje). Het huis is echt tof gelegen, tussen de rivier en de zee, fantastisch!

Siska en Matty kennen de consul van België; goed. Interessant voor ons. Zo kunnen we eens navragen of die douanier de waarheid sprak in verband met onze carnet. Siska belt, we mogen direct langskomen.
Hij vertelt dat er inderdaad recentelijk een wijziging is geweest. Blijkt dat er in Frankrijk een goedkope carnet bestaat, die de Fransen misbruiken. Omdat die zo goedkoop is, kunnen zij hiermee toch nog oude auto’s verkopen, waar Senegal vanaf wil. Dit is de carnet ATA. In principe mag die van ons wel, maar de consul denkt dat de douaniers niet goed het verschil kennen en voor de zekerheid alle carnets weigeren. Allé;e, onze douanier heeft dus niet echt gelogen, daar ben ik al blij om. De consul benadrukt wel dat we de passavant de dag voor verval moèten vernieuwen. Eé;n dag te laat en je vliegt in het gevang en je auto wordt in beslag genomen, zonder pardon. Is al eens gebeurd bij Belgen. Ok, we zullen het zeker in orde brengen!

Matty, Siska en Xander, heel erg bedankt! Het was reuzegezellig, een beetje thuiskomen! Als iedereen terug in België; is, moeten we zeker eens afspreken!

Een historische noot voor de liefhebbers:
Saint-Louis: In de 17de eeuw hadden de Normandië;rs hier reeds een factorij.
Later werd een nederzetting op het eiland gebouwd.
Saint-Louis was een uitvalsbasis voor koloniale expedities (veel koloniale gebouwen!). Van hieruit werd ook handel gedreven met Europa en Amerika, vooral Arabische gom en ‘ slaven.
Eind 19de eeuw was de topperiode van Saint-Louis. Nadien ging het wat bergaf, omdat de handel in apennoten belangrijker werd dan Arabische gom en de apennoten gingen via Dakar en Rufisque.
Vandaag is er toerisme, maar sinds het verbod op de verkoop van oude buitenlandse auto’s gaat het toerisme naar beneden. De onvriendelijkheid en afzetterij van de douaniers helpt ook niet. We merkten in Nouakchot al dat het merendeel van de overlanders rechtstreeks naar Mali gingen.
De Pont Faidherbe is nog iets speciaals in Saint-Louis: gebouwd in 1897, geschetst door Gustave Eiffel.
Saint-Louis is een leuk stadje, klein en gezellig.

Na enkele rustige dagen bij Matty en Siska zetten we koers naar Lac Rose, een aanrader van hen.
Het meer ziet dus roze als de zon erop schijnt en dat komt door microscopische algen die het ijzer in het zoute water oxideren. In Lac Rose zit ongeveer evenveel zout als in de Dode Zee.
Zoutwinners smeren zich in met galamboter, varen met hun prauw op het meer, gaan tot hun middel in het water en kappen met een pikhouweel brokken zout uit de bodem.
Wij rijden naar de rustige kant van het meer. In het eerste kampement kunnen we niet kamperen, het tweede (Bonaba Café;) was dicht. We worden aangesproken door mensen, die ons een plekje aanbieden, gratis, naast hun huisje. Het zijn Alima en Moussa met hun baby Ousman. Zij werken voor de Fransen waar we niet konden kamperen. Ze zorgen voor hun paarden.
‘s Avonds nodigen we ze uit om met ons mee te eten. Ze zeggen geen nee! Het smaakt hen precies wel, couscous met groentjes en om te drinken kiezen ze Ace. Alima voelt zich wat ongemakkelijk, maar Moussa begint zijn verhaal te doen. Hij vindt dat ze niet genoeg krijgen van hun baas. Hun huisje is é;é;n kamer, geen deftige keuken, geen WC en drinkwater moeten ze zelf filteren met een handdoek en javel. Dat vinden wij inderdaad ook wel bizar. Dan laat hij een papier zien, waarop de schulden staan die maandelijks van zijn salaris worden gehouden. Wat blijkt nu, dat hij tijdens de afwezigheid van zijn baas (die op vakantie in Frankrijk was), getrouwd is en hiervoor geld geleend heeft van zijn baas. Tja, als je dan als patron terugkomt, uwe gast er een vrouw bij heeft en geld geleend heeft, zonder te vragen, dat is natuurlijk ook niet zo tof. Het is allemaal een beetje geven en nemen zeker. ‘t Is vooral een cultuurverschil en een te groot verschil in rijkdom. Moeilijk om elkaar te begrijpen. Toch zou ik hen een beter huisje geven, dat is toch het minste!!!
We maken een mooie foto van hun gezinnetje en printen hem af met ons fotoprintertje om onmiddelijk aan hen te kunnen geven.
Blog ImageDe volgende dag maken we een wandeling door de duinen naar de zee. Amaai, die zee is ver in die hitte!

Dan richting Dakar. We hebben tijd genoeg, want Dakar is slechts 50km.
Man, man, man, is dat even buiten het verkeer van Rufisque en Dakar gerekend! File tot en met. We zien wel de Land Rover garage waarover Alex (een vriend van Matty en Siska) had verteld. We stoppen er en kopen twee ronde dingeskes, ik weet niet hoe het noemt. (nvdr: ’Silent Blocks†voor de ophanging)
We gaan op zoek naar het Via Via Café;. Dat wordt hier uitgebaat door een Vlaamse. We liggen rond te rijden en te vragen, maar vinden het niet. Een jonge gast stapt mee in de auto om ons er naar toe te brengen. Het Via Via Café; is gezellig ingericht, maar kamperen gaat zeker niet, geen plaats en Lies is op vakantie, dus daar kunnen we spijtig genoeg geen info aan vragen. We zoeken nog een paar andere adresjes, maar nergens kan je kamperen. Ondertussen zijn we het verkeer van Dakar al grondig beu. Uiteindelijk valt mijn oog in de Trotter op een auberge in Rufisque waar bij staat geschreven dat je er kan kamperen. De auberge zou uitgebaat worden door Monique, een Française. Daar aangekomen vertelt een man ons dat er bijgebouwd is en dat je nu eigenlijk niet meer kan kamperen. Eventueel mogen we wel op de parking staan. Die is echter vlak naast de baan en het is een hels lawaai. Hij zegt dat er volgens hem een camping is in Mbaw aan het strand. Hoewel het bijna donker is, we moe en gefrustreerd zijn, besluiten we toch een kijkje te gaan nemen, het is niet zo ver. Onderweg stoppen we even langs de kant om de weg te vragen. Ineens staat er een agent naast ons. ‘Dat mag niet aan de kant van de autoroute stoppen! Geef uw rijbewijs.’ Nu moet je weten dat jan en alleman aan de kant stopt! ‘Kom, uitstappen,‘ zegt hij tegen Gert. Potverdoeme, nondemiljardedju, ook da nog! Wij vroegen gewoon de weg! ‘t Is bijna donker. Wij willen een slaapplaats. In plaats van ons wat te helpen! Gert houdt zich weer van de domme, doet of hij er niets van begrijpt en wacht af. De agent begint zich ongemakkelijk te voelen, vraagt of wij niet weten hoe het hier gaat en laat ons uiteindelijk doorrijden.
Die camping hebben we niet gevonden. Terug naar de auberge van Monique. De auberge doet heel Afrikaans aan, anders dan de andere Europese auberges. Het heeft wel iets. We nemen een kamer van de goedkoopste categorie. ‘s Nachts zullen we het geweten hebben! Een betonnen bed (letterlijk) met een flinterdun matraske en kussens die geen kussens meer zijn. De volgende ochtend zijn we geradbraakt. Monique vraagt of we goed geslapen hebben. We zeggen van niet. Ze vindt het een vervelende zaak en zegt dat die kamers normaal voor de Senegalezen zijn en dat de toeristen in de andere kamers slapen. Senegalezen doen altijd alles kapot volgens haar, daarom legt ze geen nieuwe kussens. Hmm, wat moeten we daar nu weer van denken. We krijgen elk een koffie en cola gratis. Er gaat niets boven onze tent!
Monique heeft wel gratis wifi. ‘s Avonds bellen we Dirk op, de vader van Stefan, en vragen of zijn aanbod nog steeds geldt, om in zijn huis te mogen logeren, weg van het hectische Dakar. Geen probleem voor Dirk. Hij contacteert Sylvianne, een Franse buurvrouw, die zou ons de weg kunnen wijzen. De volgende middag spreken we met haar af in Rufisque en rijden samen naar Yenne Kelle, het dorp waar het vakantiehuis van Dirk staat. Yenne ligt 50 km ten zuiden van Dakar. We worden heel vriendelijk ontvangen door Sylvianne in haar eigen huis en krijgen er lekker te eten. Dan gaan we naar ons vakantiehuis, 50m verder. Eé;n probleempje, ze hebben net een camion zand voor de poort gekieperd. Onze auto kan dus niet binnen. Met man en macht verscheppen ze de berg. Cher, de guardien, is een toffe Gambiaan, dat zal wel klikken. En zo zitten we hier nu, in Dirks paradijs, want dat is het echt wel, een luxueus, rustig paradijsje aan de zee, met een magnifieke tuin, leuke schaduwplekjes, onze eigen badkamer‘ We slapen uit, schrijven wat, wandelen tot aan de zee, gaan eten bij Oum, de Vietnamees, aaah‘ zalig. Dankjewel Dirk!!!!!!
Blog ImageDit weekend blijven we rustig hier. Maandag vertrekken we om 5 uur ‘s morgens naar Dakar om ons visum voor Mali te gaan aanvragen en om onze passavant te verlengen. Vijf uur, om de spits te ontwijken. Dan kunnen we in Dakar rustig ontbijten en daarna naar de ambassade gaan. Voor vier uur komen we terug, om de avondspits voor te zijn. In de dag kunnen we dan nog wat de toerist uithangen. Dan wachten we in ons paradijselijk optrekje tot ons visum klaar is. Dit plan was een idee van Sylvianne en het klinkt voor ons als muziek in de oren.