Blog Image

tamtamafrikan

Onze Blog

Wilde en andere avonturen op onze rondreis door West-Afrika.

België, Frankrijk, Spanje, Marokko, Mauretanië, Senegal, Mali, Burkina Faso, Mali, Burkina Faso, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Nigeria, Niger, Burkina Faso, Mali, Mauretanië, Marokko, Frankrijk, België

Raar land

Niger Posted on Mon, May 11, 2009 11:27:23

Woensdag zijn we vertrokken in Zinder, richting Niamey. Rond vijf uur in de namiddag begonnen we uit te kijken naar een plekje om te bushcampen. Een uur gezocht, maar niets geschikts gevonden. Plots waren we in de stad Madaoua. Het begon al te schemeren en er stak een zandstorm op. Aan de rand van de stad zagen we een domein van Spaanse ‘Artsen zonder Grenzen’. We vroegen aan de poort of we hier mochten kamperen. We moesten buiten de poort wachten. De ene blanke na de andere kwam en telkens moesten ze het weer aan iemand anders vragen. Tenslotte kwamen ze terug met een Nigerijn, die een hotel wist in de stad, Hotel Z.
We vonden het hotel. Het was dé;goutant crapy, vies en vuil. Kamperen was vlak naast een open poort en half in de bar. In die bar herkende ik een groepje Nigerijnse mannen van ‘Artsen zonder Grenzen’.
Gert en ik hadden eigenlijk alletwee een rotdag achter de rug. Een emotionele dag waarop je je zonder duidelijke reden slecht voelt. En dan eindigt die dag nog op zo’n verschrikkelijke plaats. We bestelden een colake en kip met friet. Na een uur vroegen we aan de madam waar ons eten bleef. ‘Ik zal er seffens aan beginnen, ok?’ Ze moest er begod nog aan beginnen! Ze was al een uur lang de inventaris van haar koelkast aan het maken. Dat is wel moeilijk natuurlijk, want als dan iemand een pintje besteld, moet je opnieuw beginnen tellen…
We moeten er wel met een heel triestig gezicht gezeten hebben, want opeens stapte é;é;n van de Arsten zonder Grenzen mannen op ons af. Hij deed ons het voorstel om bij hem thuis te komen eten en slapen. We waren absoluut welkom in zijn familie. Zijn vrouw zou ons iets lekkers klaarmaken. Hij had een schattig zoontje van 16 maanden. Hij was gewoon te werken met blanken. We kenden hem niet. Hij werkt voor ‘Artsen zonder Grenzen’, dat is zeker, want ik heb hem daar gezien. Gert en ik keken even naar elkaar, overlegden en dachten: ‘Alles beter dan Hotel Z!’
We gingen mee met Ali en maakten kennis met zijn vrouw Aïcha en zijn zoontje Nasser. Aïcha sprak ook heel goed Frans en gaf alfabetiseringscursussen in samenwerking met het ‘Peace Corps’. Het was een lieve, vriendelijke, interessante en gezellige familie. Hun huis was zowat dezelfde stijl als het huis van Salim in Timboektoe. Ze zetten een DVD op met muziek, Toearegmuziek. Ik vermoedde het reeds, maar vroeg toch voor de zekerheid: ‘Zijn jullie Toearegs?’ ‘Ja, inderdaad!’ We vertellen dat we vrienden Toeareg hebben in Mali. Blijkt dat haar vader afkomstig is van Mali etc. etc.
Het is toch nogal eens straf, vind ik, hoor! We kloppen aan bij blanken en mogen daar niet op hun reusachtige domein kamperen, want oei oei al die verantwoordelijkheid. Dan worden we opgevangen bij locale mensen thuis. Het blijken weeral eens Toearegs te zijn waar we welkom zijn en dit volk zouden gevaarlijke bandieten zijn???
We hebben een leuke avond gehad, lekker gegeten en heerlijk buiten geslapen op een goeie matras. Op de koop toe heb ik een ring en een halsketting gekregen en Gert een Toearegoutfit. Dat laatste omdat ze hoorden dat ik Toearegkleren had, maar Gert nog niet. Dankjewel Ali en Aïcha! Op een moment dat we het hard nodig hadden, kwamen we weer fantastische mensen tegen.
We reden verder. Ik reed, Gert sliep en plots zie ik vlak voor ons een moto met twee mensen vallen. We stoppen. De vrouw is erg gewond. De rechterkant van haar gezicht, naast haar oog ligt open en bloed hevig. Haar hand is hoogstwaarschijnlijk gebroken en zwelt onmiddellijk op. Op verschillende plekken aan knieë;n en benen, vel eraf. Gelukkig is ze volledig bij bewustzijn en kan ze nog stappen enzo. De chauffeur heeft niets. We geven water en helpen om het bloed wat af te wassen. We nemen de vrouw mee in de auto om haar af te zetten bij het hospitaal in de stad 35km verderop. De man zou haar ouders verwittigen en nakomen. We zetten de vrouw af bij de poort, waar ze opgevangen werd en rijden weg. In Afrika moet je namelijk niet te lang blijven hangen bij een ongeluk, want eens je iemand helpt, wordt ofwel jou de schuld gegeven ofwel wordt er verwacht dat je alles betaalt. Het is een heel rare redenering, maar het is echt zo. Daarom rijden zoveel mensen gewoon voorbij. In India was dat ook zo. Enfin, de vrouw was veilig, meer konden wij toch niet doen. We konden met een gerust geweten doorrijden.

Die avond vinden we een rustig plekje om te bushcampen. We besluiten om onze lang bewaarde spaghetti Miracoli te eten, bewaard voor een speciale gelegenheid. Exact acht maanden onderweg en een opkikker nodig, dat leek ons wel een goede reden. Stak er toch weer een zandstorm met regen op.
‘t Werd dus feest vieren in de auto.

De derde dag komen we aan in Niamey. Het was vrijdag, dus we crosten recht naar het Franse consulaat om een visum voor Burkina Faso aan te vragen, in de hoop het maandag te kunnen afhalen. Helaas, we waren te laat, reeds gesloten.
Dan maar naar de patisserie, om daar een paar heerlijk dure koffiekoeken naar binnen te schrokken. Zien we daar ineens aan de overkant de ambassade van Burkina Faso. We werden er vriendelijk ontvangen, maar moesten ook hier maandag terug komen. Ondertussen is er dus een Burkina ambassade gekomen in Niamey en moet je daar zijn voor een visumaanvraag. Gelukkig dus dat wij koffiekoeken waren gaan eten, anders hadden we dat niet geweten!

Op zoek naar een slaapplaats. Camping Touristique zag er wel ok uit, maar ze vroegen nogal veel en er was weinig schaduw. In de Lonely Planet was er é;é;n hotelletje dat superpositief besproken werd, echt zowat een backpackersplaats. Dat wilden we toch eerst even bekijken. Na heel veel rondrijden, vragen en zoeken in de stad, hebben we het nooit gevonden. De ene zei dat het verhuisd was, de andere dat het gesloten was, dat het binnen twee maanden weer zou open gaan… Dan zullen we straks maar weer naar de camping gaan.

Maar eerst naar de markt, groentjes en fruit kopen. Op de markt waren heerlijk veel lekkere dingen, maar spijtig genoeg waren er ook ontzettend veel vervelende mensen. Soms stonden ze met vijf tegelijk te kelen tegen ons om iets te verkopen. Wij hebben dan ook soms terug gekeeld: ‘Hoe meer ge roept, hoe minder we kopen!’
In al die hetse spreekt er een man ons aan. ‘Tu me ne reconnait pas? Du place que vous êtes loger?’ ‘Wij zijn nog nergens gelogeerd!’ Aan onze auto daagde de man weer op. ‘Ik ben de man van aan de poort van de camping. Herken je mij niet?’ Er ontstond een gesprek over de prijs van de camping. We kregen hem van 5000CFA naar 3000CFA. Hij zou met ons mee terug rijden, maar eerst even langs een winkel om een onderdeel te kopen voor zijn moto die stuk was. Ik vertrouwde hem nog steeds niet. Ik herkende hem niet. We stopten aan de winkel. Hij vroeg 8500CFA voorschot om dat stuk te kunnen kopen. Ik zei tegen Gert: ‘No way dat wij hem hier geld geven en schonekes wachten!’ Gert ging zelf meegaan en het zelf betalen. Ik zou wachten in de auto. Gert komt alleen terug. ‘Ze hadden het stuk niet in die winkel. Hij is met iemand op de moto naar een andere winkel. We moeten hier wachten.’ ‘En het geld?’ ‘Ik heb hem een briefje van 10 000CFA gegeven.’ ‘Wat?!’ ‘Ik wou het eerst ook niet doen, maar hij stond bijna te wenen!’
We hebben een uur en 15 minuten gewacht… Het was al donker geworden… We waren opgelicht… Teneergeslagen reden we naar de camping… Niemand kende daar iemand met een moto die stuk was…
We hebben niets meer gegeten, buiten chips met een pastis. Ondertussen stond er loeiharde muziek op van de bar van de camping. Het werd ons snel duidelijk. Eigenlijk was de camping een bar geworden. Overal stonden tafeltjes en stoelen. Het was vrijdagavond, dus veel volk en veel lawaai. Onder de oorverdovende muziek kropen we in onze tent. Toen kwamen er zelfs mensen aan het tafeltje onder onze tent zitten! We hebben vriendelijk gevraagd om ergens anders te gaan zitten. Tot half vier ‘s morgens hebben we geen oog dicht gedaan, keiharde muziek en gebabbel.
Zoals altijd stonden we om zeven uur op, want het werd te warm in de tent. We waren moe. De eigenaar kwam langs. We zeiden hem dat er geen haar op ons hoofd aan dacht om 5000CFA te betalen! Hoogstens 2000CFA, voor het water dat we gebruikt hadden. ‘Dan moet ik niks hebben!’ riep hij. ‘Ook goed!’ riep ik. Op het einde vroeg hij natuurlijk grommend toch nog die 2000CFA.

Ongeveer 60km van Niamey ligt een park waar de allerlaatste in het wild levende giraffen van West-Afrika wonen. We besloten onze dag daar door te brengen. Dat zou ons vast deugd doen!
Daar aangekomen hoorden we dat de prijs serieus verhoogd was. In de Lonely Planet staat 2000CFA per persoon entré;e en 2000CFA voor een gids. Nu was het 10 000CFA per persoon, 5000CFA per auto, 500CFA per fototoestel en de prijs voor een gids moest ge met de man zelf onderhandelen! Dit was onnoemelijk veel boven ons budget. We legden uit dat dat voor ons een onmogelijke zaak was. De man achter het bureautje vertelde dat de prijzen veranderd waren sinds de staat het park in handen genomen had. Wij vertelden van de diefstal. Hij gaf ons een nieuwe prijs: 15000CFA alles in, behalve de gids. ‘Sorry, meneer, wij kunnen dergelijke sommen niet betalen!’
Teleurgesteld reden we weg. Geen giraffen voor ons. Waar moesten we nu naar toe? Tien kilometer verder doken we de boskes in. We zochten een mooi schaduwplekje uit om tot rust te komen. Het was er zalig. Geen kat te zien. Hier zouden we ons weekend doorbrengen! We sloegen aan het fantaseren: stel je voor dat die giraffen hier gewoon passeren! Tenslotte zijn we niet zo heel ver van de inkom van dat park. Ach, dat zal wel niet, dat zou wel heel toevallig zijn en heel veel chance!
Vanmorgen kruipt Gert uit de tent om te plassen. Vanuit de boskes fluister-roept hij: ‘Veerle…Veerle! Giraffen!’ ‘Jaja, grappig, hoor,’ en ik draai me nog eens om. ‘Achter de boom, kijk dan!’ Ik kijk, maar zie niets. Pas als Gert zijn fototoestel pakt, geloof ik hem. Snel uit die tent! Mama Mia, Madre Madonna! Het is echt waar!!!
Gert zijn fototoestel was plat, maar gelukkig hadden we ons kleintje nog.
Zo werd onze ochtend verrijkt met een familie van acht giraffen die passeerden en rustig de blaadjes van de bomen knabbelden!



Wijs of laf?

Niger Posted on Tue, May 05, 2009 18:12:20

Zondag, 3 mei 2009
Zoals gepland reden we van bij Jan, langs Mokolo, langs Koza tot in Ngecewe. Daar zou een Vlaamse zuster wonen, Lea. Ze was zeer blij twee Vlamingen te zien. ‘Een mooi verjaardagsgeschenk,’ zei ze. Ze woont er samen met een Congolese en een Guatemaalse zuster. Een tweede Guatemaalse was vandaag aangekomen en zag er nog wat beduusd uit, zo van ‘waar in hemelsnaam ben ik terecht gekomen’. Allemaal vriendelijke madammen. Lea vroeg onze achternamen. ‘Minnebach…dat komt niet veel voor bij ons, hé;?’ bedacht ze. ‘Verlaeckt…Wim Verlaeckt…,’ mijmerde ze. ‘Euh, ja, dat is mijn vader…’ antwoordde ik. ‘Vanwaar ken ik die naam? Schrijft hij artikels?’ vroeg ze. ‘Hij is vooral bekend in het onderwijs.’ ‘Ah, dan ken ik hem daar van! Ik was zelf jarenlang onderwijzeres! Waarschijnlijk ken ik hem van artikels in Tertio? Of Kerk en Leven?’ ‘Het zal wel Tertio zijn dan, denk ik…’ Straf hé;, pap! In Kameroen zit er een Vlaamse zuster die uwe naam kent en ik ontmoet haar dan nog ook! De wereld is klein en sommige mensen zijn groot! Lea vond het heel leuk dat ik ook in het onderwijs stond. Ervaringsgericht was precies haar ding niet, liever een degelijke katholieke school, peins ik.

De volgende ochtend reden we de grens over, zoals steeds geen enkel probleem. Hoewel we in het grensstadje wel op zoek moesten gaan naar de politie en douane van beide landen. We merkten onmiddellijk dat we weer in moslimgebied kwamen: efkes wachten om uw paspoort af te stempelen, ‘t is tijd om te bidden. De douanier gaf ons tips waar we best konden tanken. Nigeria is immers spotgoed, maar soms zitten ze zonder diesel in een stad. Hij verzekerde ons ook dat we zeker de grens konden oversteken in Diffa: ‘Geen probleem. We hebben customs daar. Vraag wel of ze u even naar de brug willen brengen, want dat is moeilijk te vinden.’

Die dag geraakten we tot in Maiduguri, Nigeria. We belandden bij een hotel, waar we vroegen te mogen kamperen onder de bomen naast het gebouw. Dat vonden ze weer uiterst eigenaardig. Ze wilden wachten op de manager. De manager, een vriendelijke dame, vond het raar, maar geen probleem, zeker niet nadat we zeiden dat we reklame voor het hotel zouden maken. We mochten de badkamer van een suite gebruiken, maar alleen om 7 uur ‘s morgens. We kregen de sleutel niet voor de nacht. Tja, dan maar in hunnen hof pipi gedaan, hé;, wat moet een mens anders doen. De WC’s van het zwembad mochten we absoluut niet gebruiken. Dat was geen doen voor ‘mensen zoals wij’. ‘Maar we zijn al veel gewoon, hoor!’ ‘Nee, niet te doen, wil ik niet!’ Denken ze dan dat wij alleen om 7 uur naar ‘t toilet moeten?
We waren toch weer blij als we de volgende dag konden vertrekken uit die drukke warme stad. Een stad is toch niks voor ons, hoor, toch zeker in Afrika niet!
Op naar de volgende grens. We komen aan in het kleine vuile armoedige grensstadje Damasak. We vonden maar nergens de douane of de politie en bijna niemand sprak Frans of Engels. Uiteindelijk vonden we wel het leger. Zij hebben ons geë;scorteerd met vier pinkers op tot bij het bureau van de douane. Daar waren ze weeral eens zeer vriendelijk. ‘De politie vind je aan de grens zelf,’ zeiden ze, ‘maar je moet wel iemand meenemen die je de weg kan wijzen.’ ‘Kent u zo iemand?’ ‘Alhajiiiii!!!!’ ‘Yes Sir!’ ‘Breng deze mensen even tot aan de brug.’ ‘Geef hem wat geld om vervoer terug te nemen,’ zeiden ze tegen ons. Gert informeerde toch nog of we het niet zelf konden vinden. ‘Nee, te moeilijk, teveel verschillende pistes.’
Amaai, de douaniers hadden gelijk! Dwars door de woestijn, ontelbare pistes, zeker een uur rijden. Dat hadden we nooit zelf gevonden! De Michelinkaart klopte dus: er is geen weg van Damasak naar Diffa.
We komen aan bij het godverlaten grenspostje en worden weer vriendelijk welkom geheten langs Nigeriaanse kant. We moesten ons visum zelf voorlezen, want de man zag niet goed meer. Hij had een bril nodig, zei hij.
De agent van Niger was neutraal, vermoeid alleen al bij de gedachte dat hij zijn hemd moest aantrekken en werk had. In een hoekje van zijn cabaneke lag een moederpoes met een pas geboren katje. Toen we hem erover aanspraken, kwam er een lach op zijn gezicht. ‘Ja, ze heeft net een kleintje gekregen,’ zei hij.
In no time waren we in Diffa. Daar moesten de douaniers van dienst een paar telefoontjes plegen naar hun bazen, want wat moesten ze nu precies met die carnet doen? Welke nummer moesten ze nu in het grote boek schrijven?
Diffa vonden we geen aangename stad en bij het enige hotel dat er was, mochten we niet kamperen. Er zaten trouwens allemaal dronken mannen in de bar. Maar geen nood, we waren terug in onze vertrouwde habitat, de woestijn, bushcampen is dus een heerlijke optie. Op de weg van Diffa naar Zinder hebben we twee keer wild gekampeerd. De eerste keer was het supertof, behalve dat er ‘s morgens een soort zandstorm op stak. De tweede keer voelde ik me minder op mijn gemak, teveel mensen te dichtbij. Er is niets gebeurd, maar ‘t zat me niet lekker. Toch beter dan in het donker aan te komen in Zinder.
Zinder, daar zijn we dan nu. Eerst reden we naar een camping, vermeld als zijnde in aanmaak in é;é;n van onze reisgidsen. ‘Kunnen we hier kamperen?’ ‘Ja, dat kan.’ ‘Is er een toilet en een douche.’ ‘Jazeker.’ ‘Mogen we die zien?’ Paniek ontstond! De man begon tegen iedereen te roepen en te tieren. Een madam werd uit haar sië;sta gehaald enz. Uiteindelijk krijgen we een armetierig toilet en douche te zien. Eigenlijk had de camping wel mogelijkheden, maar niets was onderhouden. Het stond er nog maar net en ‘t was al vervallen. We besluiten eerst nog eens verder rond te kijken.
We gingen een kijkje nemen bij de mission catholique die op ons plannetje stond. Een vriendelijke pater stond ons te woord. ‘Ik zou jullie hier graag laten kamperen,’ zei hij, ‘maar ik doe het niet meer. Het is te gevaarlijk. Er kampeerde hier eens toeristen zoals jullie, maar zij zijn aangevallen door een gek en door enkele gedrogeerde kinderen. Ik kan jullie geen veiligheid bieden. Tijdens de eucharistieviering werd er eens een auto van een zuster vernield. Ik raad jullie aan om naar een hotel te gaan. Daar hebben ze betere beveiliging.’ We praten ook nog met de pater over naar het noorden gaan. Dat is immers onze belangrijkste taak hier in Zinder, informatie inwinnen over het noorden. ‘Gevaarlijk,’ zei de pater, ‘Informeer je goed. Er zijn al drie auto’s van de zusters gestolen op die weg. Ga naar de gendarmen voor info. Met een konvooi moet het wel mogelijk zijn.’
We kamperen nu in Auberge Mourna. Hier komen precies alle mensen die voor een grote organisatie werken, met grote auto’s, met grote antennes op. Het is midden in het centrum. Dat is wel handig. Gert is in zijn nopjes, want nu kan hij elke dag naar de markt gaan.

Niger is een speciaal land. Ik heb er een onbehaaglijk gevoel bij. Het land is te arm. Het bestaat alleen uit woestijn. Het is het eerste land op onze trip waar de meerderheid van de mensen geen Frans of Engels spreekt. Je ziet veel sukkelaars, bedelaars. Rijke mensen voelen zich heel onveilig. Nochtans waren er in de kleine dorpjes langs de weg wel heel vriendelijke mensen. ‘t Zijn vooral de grensstadjes en de grotere steden waar er meer problemen zijn, denk ik. ‘Artsen zonder grenzen’ hebben hier in Zinder een uitvalsbasis met veel auto’s. Dat zegt al genoeg volgens mij.
Zinder is eigenlijk niet groot. De stad is ontstaan als rustpunt op de oude trans-Sahara karavaanroute, zoals zovele woestijnsteden. Het leven ligt er stil als er gebeden moet worden. Niemand spreekt Frans. ‘Bonjour! Est-ce que vous savez où nous pouvons acheter des lé;gumes?’ De menigte mannen, gelaten gezeten op hun mat, staart ons aan. ‘Bonjour! Des lé;gumes? L-é;-g-u-m-e-s?’ Ze blijven staren. ‘Bonjour! Au Revoir!’ Niks. Ondertussen weten we dat we het best info kunnen vragen aan rijke madammen. Die zijn steeds behulpzaam en spreken vloeiend Frans. Eé;n van hen nam ons mee doorheen de steegjes van de markt tot aan de lé;gumes. Zulke dames helpen ons ook onderhandelen. Het voordeel van dat niemand Frans kent, is dat je als toerist totaal niet belaagd wordt door verkopers. Ze laten je met rust. Vind je je zin niet bij hun kraam, dan verwijzen ze je door naar het volgende kraam. Niemand doet opdringerig.

Onze missie dus, info vergaren over het noorden. We klopten aan bij de gendarmen. Ze waren verrast ons te zien, maar stonden ons vriendelijk te woord. ‘Elke dinsdag, donderdag en zaterdag vertrekt er een konvooi naar Agadez’, vertelden ze ons, ‘Je moet geen schrik hebben, sluit gewoon aan. Je moet wel eerst langs l’ office du tourisme. Zij moeten je toestemming geven om te gaan. Zij sturen dan papieren op naar ons. ‘t Is kalm nu, geen nood.’ ‘En van Agadez tot de grens?’ ‘Daar zijn geloof ik ook konvooien voor.’ We vroegen naar de staat van de weg. ‘Die is goed. Van Agadez tot Arlit zijn er wel wat putten, ten gevolge van de bommen enzo, hé;.’ ‘Ah ja…’ ‘Maar ga eerst naar het toeristisch bureau.’
Dat deden we. Ondanks dat het gesloten was op zaterdag, kregen we toch de directeur te spreken. Een degelijke man, die bekommerd is om zijn toeristen. ‘We kunnen u toestemming geven om met het militair konvooi naar Agadez te rijden en daar de stad te bezoeken, maar je mag de stad niet uit. Er is geen sprake van dat je naar Arlit mag reizen. We hebben daar al eens problemen gehad. Dat risico kunnen we niet nemen.’ We legden onze plannen uit, dat we anders helemaal terug moeten langs Marokko enzo, maar dat we absoluut niet ons leven op het spel willen zetten. Hij stelde ons voor om maandagochtend terug te komen. Dan zouden ze bellen met het toeristisch bureau in Agadez en met de gendarmen aldaar. Dan zouden we info uit de eerste hand hebben.
We maakten nog een praatje over het toerisme in Niger. De man zag er bedrukt uit. De rebellen bezetten het meest toeristisch gebied van Niger. ‘t Gaat niet goed met het land.
De mensen hier zeggen ook dat we nooit info mogen vragen over naar het noorden reizen aan zomaar iemand en zeker niet aan mannen met een tulband en een zonnebril op, want die hebben soms een pistool onder hun tulband zitten of die bellen hun maatjes bandieten dat we eraan komen. Alleen info vragen aan de gendarmen!

Zo beste mensen, spannend allemaal, hoor. We weten zelf nog niet goed wat te doen. We zijn ons leven nog niet moe! We hebben nog teveel plannen! Maar we willen ook graag snel in Europa zijn. We hebben wel zin om terug langs Burkina en Mali te gaan, maar Mauretanië; en Marokko is er wat teveel aan. Dan moeten we ook weer drie visa kopen in plaats van é;é;n en ‘t zijn veel meer kilometers. Een bijkomend probleem om door Algerije te gaan is dat er iets mis is met het linkervoorwiel van de auto. Gert kan het zelf niet repareren. We weten niet precies wat het probleem is. We vertrouwen de mechaniekers hier niet echt en zijn er daarom nog niet langs geweest, uit schrik dat ze het alleen maar erger maken. Als we echter met zo’n militair konvooi meerijden, is dat sjesen en dat kan ons autoke misschien niet aan. We hebben schrik dat als we onderweg in panne vallen, dat we dan de auto en heel de bazaar moeten achterlaten en instappen bij de militairen. Dat zou toch wel zonde zijn, want dan hebben jullie geen souvenirs!
Lieve mensen, morgen weten we meer, we houden jullie op de hoogte. We hopen dat ze duidelijk zullen zijn in hun advies: ja, geen probleem, of nee, geen toestemming. Dan moeten we zelf niet teveel beslissen en dan is de situatie duidelijk. Een chauffeur zei ons nog: ‘C’est calme maintenant, mais il n’ y a pas de confiance.’
En oh ja, ‘t is weer zover, het is zooo verschrikkelijk heet, niet normaal. Het zweet rolt van je lijf van ‘s morgens vroeg tot ‘s nachts. ‘t Is teveel. Ik heb er een valling van gekregen. De woestijn, allemaal goed en wel, maar toch niet in mei, hoor. ‘t Is afzien, puur afzien…kapot gaan. Ja, Anje, ik had het ook nooit gedacht, maar het bestaat echt, een plaats waar het tè warm is…
Gisteravond was het plots coupure en dan ineens een stevige wind. ‘Leuk,’ dachten we eerst. Fout gedacht dus. Het was een zandstorm met van dat heel fijn zand. Het prikte in je keel, ogen en neus. ‘t Is ook nooit goed. Hoe in godsnaam kunnen mensen hier leven… Wij zijn gelukzakken, weeral maar eens…

Dinsdag, 5 mei 2009
Nondepitjes, het is toch nogal iets, hoor! De nacht van zondag op maandag is Gert weer ziek geworden. Keelpijn, hoofdpijn, spierpijn en 38,9°C. ‘s Nachts gemeten die koorts, want overdag is dat moeilijk. Je kan de thermometer namelijk niet afkloppen. Die blijft staan op de buitentemperatuur, wat dus ongeveer 39°C is. Ikke die nacht maar lezen in de folders die we bij hebben, op zoek naar iets met keelpijn. Nergens stond er als symptoom keelpijn bij. De andere symptomen leken vervaarlijk veel op de vermoedelijke malaria van vorige keer. Of zou het meningitis zijn, want ondertussen weten we waarom ‘Artsen zonder grenzen’ hier rondtoert: er is een epidemie van meningitis. Ik bestudeerde onze vaccinatiekaart nog eens, maar volgens mij zijn we daar niet tegen ingeë;nt. Die Nigeriaanse douanebeambte van indertijd zal nog gelijk krijgen ook!
Enfin, dus maandag wij op zoek naar een degelijke dokter. Er is een groot hospitaal in Zinder, maar uit ervaring weten we dat een kleine kliniek soms veel rustiger, efficië;nter, properder en goedkoper is. De directeur van het toeristisch bureau stuurt ons naar Clinique d’Iran. Daar zeiden ze dat de dokter pas ‘s avonds zou terug komen. Tja, dan toch maar naar het hospitaal. We stappen daar binnen en de angst overvalt me. Het is er een heksenketel tot en met, heel lange rijen voor het paperassenwerk alleen al, niets comfort, veel zwetende zieke mensen op een hoopje, rechtstaand, op de grond of op houten banken. Denkend aan de meningitisepidemie vond ik het absoluut geen goed idee hier tussen te gaan zitten. Plots zagen we een blanke man die net buiten kwam gestapt. Het bleek een Fransman te zijn met een Nederlandse vader. Hij bracht ons naar Clinique Hamdallah en wees ons onderweg op een betrouwbaar laboratorium. ‘Als de dokter in de kliniek niet aanwezig is, kan je alvast een malariatest aanvragen in dit labo,’ zei hij. Zo gebeurde het. De dokter ging pas terug zijn om 16.30u. In het labo namen ze onmiddellijk een prikje bloed. Het resultaat konden we ophalen om 16.30u.
Zo gezegd, zo gedaan. Resultaat: negatief. Verdorie, wat is het dan wel? Op naar Clinique Hamdallah. Deze kliniek zag er echt piekfijn uit, zelfs gezellig geschilderd. We treffen er een uiterst vriendelijk dokter. Hij heeft tijd en luistert naar ons verhaal. Hij was erg geïnteresseerd in de eucalyptusdruppeltjes. ‘Drie keer negatief getest, dan moeten ze wel helpen!’ lacht hij. Hij voelt even aan Gert zijn keel: links is gezwollen. ‘Zeg eens aaah. Jaja, voila, heel rood daar. Kom eens kijken,’ zegt hij tegen mij. Verdict: angine. Een keelontsteking verdorie! Een doodgewone keelontsteking! Antibiotica werd voorgeschreven en na een Dafalganneke voelde Gert zich al stukken beter. We hebben wel voor twee nachten een kamer met airco gehuurd, want in de tent is het snikheet en tot vier uur ‘s nachts speelt hiernaast helse muziek. Dus om goed te kunnen recupereren hebben we maar wat geld gespendeerd. Met als gevolg dat we de drie nachten camping niet meer moeten betalen van de patron! Ik had nooit gedacht dat ik ooit zou genieten van airco!

Nu willen jullie natuurlijk weten langs welke weg we naar huis komen. Wel, de directeur van het toeristisch bureau had allerlei telefoontjes gepleegd. Tot Agadez kunnen we meerijden met een militair konvooi. Van Agadez tot Arlit ook, maar van Arlit tot aan de grens niet. We zouden ook een gids moeten nemen van Agadez tot aan de grens. De gendarmerie had gezegd dat er vanaf Agadez geen zekere veiligheid is, dat er regelmatig nog bandieten gespot worden, maar in principe mogen we gaan. ‘De keuze is aan jullie,’ zei de directeur.
Wij hebben het even laten bezinken en zijn tot de volgende conclusie gekomen: Ons leven is ons te dierbaar. Schrik om in panne te vallen met het linkervoorwiel en alles te moeten achterlaten. Slapeloze nachten voor onze ouders. En Gert die niet met een overspannen Veerle door de woestijn wil rijden. Dan ben ik namelijk niet te genieten, zegt hij. ‘t Is waar ook, denk ik 🙂
Al deze bedenking tesamen maken dus dat we terug gaan langswaar we gekomen zijn: Burkina Faso-Mali-Mauretanië;-Marokko. Dus Jonas, Maïka, hou jullie vast aan de takken van de mast, want we komen er weer aangestoven!!!

Broerie, gelukkige verjaardag, hé;!!!!



Nous sommes ensemble

Kameroen Posted on Tue, April 28, 2009 13:14:16

Donderdag, 23 april 2009
Bij tante Suzanne hebben we bourgondisch gegeten, want we werden steeds door verschillende mensen uitgenodigd. Zo zijn we gaan eten bij den bisschop. Een chique bedoening, beetje stijf. Het is te merken dat België; hier regelmatig over de vloer komt, want de onderleggers waren plateaukes van de Quick, meegebracht door een pater! ‘t Zijn rare kwieten die bisschoppen vind ik. Ze gedragen zich een beetje als koningen en ze hebben precies altijd verkleedkleren aan. De man was wel vriendelijk, dus ik mag er geen kwaad van spreken. Zijn broer is getrouwd met een Vlaamse en woont in Kontich! Toen hij hoorde dat Gerts grootmoeder daar ook woont, werd er onmiddellijk naar Kontich getelefoneerd. Eerst de broer aan de lijn, dan zijn vrouw, om te traceren in welke straat iedereen woont.
Toen we weer naar het huis van tante Suzanne stapten, kwam de bisschop ons nog achterna gelopen. Hij had nog een cadeautje voor ons: een paternoster, gekregen van de paus, en twee foto’s van de paus!
‘s Avonds gingen we eten bij pater Toussain. Daar ging het er allemaal gemoedelijker en gezelliger aan toe. Een heel vriendelijke man!

Als laatste werden we uitgenodigd bij Dorothé;e. Zij werkt op het kantoor van de gezondheidsafdeling. Ze is getrouwd en heeft een hele hoop kinderen. Ze had heerlijke vis en andere lekkernijen klaargemaakt. We zaten aan tafel met Dorothé;e en haar man. De kinderen kwamen allemaal beleefd goededag zeggen en verdwenen daarna achterin het huis. Naast de feestelijk gedekte tafel stond de TV te jengelen.
De TV is een Afrika mijns insziens een nog veel groter probleem dan in Europa. Iedereen wil een TV en hij staat altijd aan. Kinderen kunnen niets meer aan hun ouders vragen, want die volgen een programma en hebben dus geen tijd. Gevolg, de kinderen gapen ook naar TV. Voor, tijdens en na het eten. In sommige gezinnen wordt er daardoor zelfs niet deftig meer gekookt.
Na het lekkere diner van Dorothé;e begon er een soap à la Bold and the Beatifull. ‘Kom mee in de zetel zitten,’ zei Dorothé;e enthousiast. ‘Ik volg dit programma. Het is heel goed. Alle vrouwen in Kameroen volgen het. Ze laten hun potten erdoor aanbranden!’ lachte ze. Tijdens het programma legde ze ons haarfijn uit wie met wie een affaire had.

Aan alle sprookjes komt een einde. Tante Suzanne moest voor een paar dagen naar het westen en wij moesten maar weer eens verder naar het noorden.
Voor we vertrokken maakten we nog even gretig gebruik van de wasmachine! Dat was geleden van bij Matty en Siska! Alles een keer op hoge temperatuur wassen, het deed deugd voor de kleertjes, de lakens, de dekens, alles.
Tante Suzanne gaf ons ook nog enkele adresjes op weg naar het noorden.

Tante, bedankt voor alles! We vinden het heel spijtig dat we niet langer konden blijven. Misschien een volgende keer, maar dan toch met het vliegtuig, hoor! Veel liefs!

Onze eerst volgende stop was opnieuw bij onze nonnekes in Bertoua. We gaven hen appelsienen en pompelmoezen uit de tuin van hun tante, wat ze erg apprecië;erden, om vervolgens onze benen weer onder tafel te mogen schuiven. Zuster Marceline gaf mij de sleutel van de kamer en gromde eens naar Gert. Toen we vertrokken kregen we nog een paar trossen bananen en plantanen mee.

De volgende dag reden we over een perfecte asfaltweg tot in Garoua-Boulaï. Daar moesten we aankloppen bij de mission catholique en vragen naar soeur Thadé;e. Een forse zuster kwam opendoen: ‘Ik ben soeur Thadé;e, maar ik ken jullie niet!’ We doen heel de uitleg en alles was in orde. De zuster kende overlanders, want vroeger toen ze in Maroua woonde, kampeerden er regelmatig reizigers bij hun. Zij wist dus wat we nodig hadden: een schaduwplekje, een WC en water. Zij begon niet over een kamer enzo. ‘Jullie slapen liever in je eigen tent, hé;?’ ‘Yep!’
De volgende ochtend om acht uur zouden zuster Lydia en een pater net als wij naar Ngaoundé;re rijden. Het belooft 260 km zeer slechte piste te zijn. We besloten om samen te rijden.
‘Soeur Thadé;e, moeten we iets betalen?’ ‘Laisse nous!’ gromde ze en we kregen een stevige schouderklop en een kruisje. We hebben dan maar een tros plantanen gegeven, die ze gretig aannamen.

De piste van Garoua-Boulaï naar Ngaoundé;re was verschrikkelijk slecht! Veel wasbord en op de koop toe begon het op een bepaald moment nog te gieten ook.
Vermits wij heel de tijd achter de andere auto aanreden, kregen wij alle stof in ons gezicht. Na een paar uur hadden we dezelfde kleur als de weg.
De politiecontroles waren fantastisch. Van het ogenblik dat ze de zuster zagen, verscheen er een grote glimlach op hun gezicht en gebaarden ze vriendelijk dat ze mochten doorrijden. Zuster Lydia riep telkens dat wij bij hen hoorden. De agenten glimlachten naar ons, maar met een blik van ‘dat is spijtig dat we hun papieren niet kunnen vragen’. Wij wuifden onschuldig en blij en reden gezwind door. Een nonnenkleed zou handig zijn voor op reis!
Wat hebben we nog geleerd op deze rit? Paters en zusters scheuren over de weg met een snelheid die wij, leken, niet kunnen volgen!

In Ngaoundé;re belanden we in een zeer mooie maison d’accueil. Prachtig om te kamperen, propere douche en toilet. Fijn! Ook hier kwamen we er vanaf met een tros plantanen.

Daarna was het weer een dagje asfalt tot in het snikhete Garoua. Aan een politiepost vlak voor de stad moesten we al onze papieren laten zien, ook de verzekering. De vriendelijke agent bekeek het document en zei: ‘Un moment s’il vous plaît’ en ging er mee naar zijn baas. Wij wachten braaf en bang af. Mijn hart slaat zeker en vast sneller dan normaal. Hij komt terug gewandeld: ‘C’est en ordre. C’est bien’ en hij geeft alle papieren terug. We rijden verder en schieten beiden in de lach.
In Garoua kampeerden we in de maison d’acceuil van de procure van de paters. Een kleine jongen, die perfect Frans spreekt en wiens vader een Pajero heeft, kwam bij ons zitten. Een beetje later gevolgd door een Congolese en een Nigeriaanse pater, twee vrienden. ‘t Waren maar rare paters, vonden wij. Ze gingen nog ‘uit’ en gaven Gert een vettige knipoog.

Na Garoua begint het toeristische noorden. Daar hadden we nog wel eens zin in, iets toeristisch doen. We kozen dan ook de pittoreske piste naar Rhumsiki in plaats van de grote baan. Deze piste was effectief prachtig! Door de bergen, langs kleine dorpen, vriendelijke mensen… We voelden ons goed. Tot Bourha, nadien was het weer heel de tijd ‘Cadeau! Cadeau!’
In Rhumsiki komen we terecht bij een man met als bijnaam Don Quichote. Hij heeft een restaurantje en we mochten er ook kamperen. Het onthaal was heel warm. ‘Doe alsof je thuis bent! Dit is mijn vrouw, mijn kinderen. Hier is de koelkast, water… Vanavond maak ik voor jullie een candle light dinner onder de sterrenhemel.’ Het was waar en ‘t was heel gezellig. Die man weet wat een toerist wil. Hij kent zijnen bussiness. Zo zijn er niet veel Afrikanen!
Hij maakte zijn eigen brood, prijzig, maar heerlijk, met een lekker ajuin-looksausje erbij.
We vertelden hem dat we op weg waren naar père Jan Reynebeau in Magoumaz, bij Mokolo. ‘Volgens mij is die hier gisteren geweest’ zei Don Quichote, ‘met een Belgische familie!’ Hij legde ons uit hoe we in Magoumaz konden geraken.
Gert heeft Jan zeven jaar geleden ontmoet en dat was toen een fijne kennismaking. Jan woont in een piepklein dorpje, wat ons alvast aantrekt. Vandaar dat we al lang het idee hadden om onze landgenoot een bezoekje te brengen.

We vervolgden onze piste, nog steeds magnifiek. Wel soms moeilijke stukken, over de rotsen! In Mokolo kopen we nog wat groentekes en vragen dan de weg naar Magoumaz. We komen terecht op een piepklein pistekes dat omhoog kruipt in de bergen. Waar is die Jan het toch gaan zoeken? Af en toe hutjes langs de weg. Alles heel vergelijkbaar met pays Dogon. We voelen ons een beetje thuiskomen. Hoe komt het toch dat je van bepaalde streken meer houdt dan van anderen? Het geeft je een goed gevoel. Nochtans lijkt het in de verste verte niet op thuis. Misschien een vorig leven? Blijkbaar houden wij nogal van droge gebieden. Raar toch!

Plots zien we tussen de hutjes een domein met betonnen gebouwen en een kerk. Vermoedelijk zijn we er. We zien een paar blanken lopen. ‘t Zijn precies toeristen? Een jonge gast doet de poort open. ‘Is het hier dat Jan Reinebeau woont?’ ‘Ja, dat is hier. Kom maar binnen.’ Vlamingen! Sarah was net het haar van Jan aan het knippen. Gert geeft hem een hand: ‘Dag Jan, ik ben Gert Minnebach.’ ‘Maar, ‘t is nie waar! Gert! Jongen toch! Ik had u niet direkt herkent! Kom mannen, pak een stoel! Een fris pintje?’ ‘Dat slaan we niet af!’
We waren aangekomen. Jan had dus nog bezoek. Een familie uit Boortmeerbeek. Geert en Lucie met hun drie middelbare scholieren. Een leuke bende! Blijkt dat Geert ook in de filmbussiness zit. Hij heeft een productiehuis waar Gert al wel eens een keertje voor gewerkt heeft. Ze hebben onder andere ‘Kinderen van de wind’ geproduced. Het is zo dat ze Jan kennen, door een reportage.
Spijtig genoeg vertrokken ze na het middageten. Jan ging met hen mee, maar zou binnen twee dagen terugkomen. We kregen de sleutel van zijn huis en mochten aldus doen alsof we thuis waren. Dat hebben we gedaan. Het is hier een heerlijk rustig vakantiehuisje! Gert heeft wat geknutseld aan de auto. Eigenlijk serieus gewerkt. Het roulement van een voorwiel was stuk enzo. Hij heeft dan ook nog eens heel de auto vanbinnen en vanbuiten gepoetst. Mercikes, hé; schat! Ik heb de was en de plas gedaan en ben dus nu aan het schrijven voor de blog.
Gisteravond kwam de zuster terug van Maroua. Zij woont hier ook op het domein. En een half uurtje geleden is Jan teruggekomen.

Maandag, 27 april 2009
We zijn hier nog steeds. We geraken hier niet weg. ‘t Is hier te goed. Het is hier zalig rustig. We hebben heerlijk gezelschap van Jan, altijd een toffe babbel. Gezellig samen eten, een glaasje wijn, een pintje…

Zaterdag kwam er nog bezoek, Siro en Franklin, twee jonge mannen van het zuidwesten van Kameroen, het Engelstalige deel. Zij geven hier les in Mokolo, in de Engelstalige afdeling van een bilinguale school. Ze kwamen hun weekend doorbrengen in Magoumaz. Franklin, een stille jongen, heel lief, wil graag een goede leerkracht zijn, staat open om te leren. Siro, heel assertief, geen blad voor de mond, laat zich niet kennen, meent het goed. Bij Siro had ik in het begin het gevoel dat ik mij als vrouw moest verdedigen. Hij hemelde Gert erg op en zei dan bijvoorbeeld tegen mij: ‘Jij hebt toch wel geluk met een man die jou onderweg zo beschermt.’ Of als we vertelden dat ik ook met de auto reed: ‘Ja, maar als er een band moet vervangen worden, zal hij het wel doen, hé;! Hahaha!’ Grmbl! Wie mij kent, weet dat er dan iets begint te koken binnenin mij! Enfin, op het einde van het weekend, was het helemaal niet meer nodig om me te verdedigen. Na al onze gesprekken, wist hij wel beter en dat zei hij dan ook. Nen toffe gast, hoor. Je komt soms mensen tegen, die uw gevoelige snaren raken en dat is af en toe nodig om nog eens over jezelf te reflecteren. Ik weet vrij zeker dat dat ook wederzijds was. En Franklin…die zou ik zo graag helpen om zijn studenten gemotiveerd te krijgen, want hij zit daar mee!

Gisteren was een supertoffe dag!!! Het was vrouwendag. Leve de vrouwen!
Eerst was het eucharistieviering, geleid door Jan. Eindelijk kreeg ik eens de kans om naar een mis te gaan in Afrika. Ik wou al zo lang graag eens een mis bijwonen met een Afrikaans koor. Het lukte me echter nooit om Gert er mee naar toe te krijgen. Het was echt tof, een leuke belevenis. Gerard en Vera werden voorgesteld aan de bomvolle kerk. Er werd gezongen en gedrumd etc.
Na de mis was het voetbal. Twee vrouwelijke ploegen trainden reeds een aantal weken speciaal voor deze grote dag. Het was hilarisch plezant. Eerst lachte het publiek vooral, maar tegen het einde was het menens en supporterde iedereen hevig. De vrouwelijke scheidsrechter werd op een bepaald moment wel vervangen door een man. Dat ging toch wel vlotter. Hij kende de regels beter.
Na de match was er bilbil, het plaatselijk zelfgebrouwen bier. Feest dus!
In de namiddag zijn we nog met zijn allen naar de markt geweest. Op de zondagse markt in Magoumaz wordt enkel bilbil verkocht 🙂 De vrouwen dansen en zingen, iedereen gelukkig. Ze zingen wel altijd hetzelfde deuntje. ‘s Avonds hoor je de ‘blije’ mensen ook met dat deuntje naar huis stappen. Uren kunnen ze het blijven zingen. Gert heeft het ook geprobeerd. Hij geraakte niet meer weg tussen al die vrouwen!
En passant zijn we nog goeiendag gaan zeggen tegen de chef van het dorp.
Daarna brachten we Siro en Franklin terug naar Mokolo.
Moe en voldaan kwamen we weer thuis.
En wat spelen de jonge meisjes van de naaicursus hier vandaag tijdens hun pauze? Voetbal!
Iedereen, groot en klein, man en vrouw, blank en zwart, heeft zich gisteren goed geamuseerd. Iedereen tevreden en gelukkig. En, oh ja, niemand die om een cadeau vroeg! Zalig!

Gert is nu nog wat electriciteit aan het leggen voor Jan, voor de dag dat er misschien eens stroom tot in Magoumaz zou komen. We gingen eigenlijk vandaag vertrekken, maar ‘t zal morgen zijn.
Morgen zullen we in Mokolo het internetcafé; opzoeken en boodschappen doen op de markt om vervolgens een mooie piste te nemen langs Koza. Daar ergens woont een Vlaamse zuster waar we waarschijnlijk kunnen overnachten.
Overmorgen steken we dan vermoedelijk de grens over met Nigeria, want ons visum verloopt donderdag. In Nigeria willen we de kortste weg nemen naar Niger. Indien mogelijk nemen we als grens Diffa. Het is nog niet zeker of dat gaat, want op de Michelinkaart staat er daar geen weg 🙂 We zullen ons dus eerst moeten informeren.
In Niger rijden we onmiddellijk naar Zinder. Daar zullen we alle informatie moeten inwinnen in verband met Noord Niger. Of we daar nu door kunnen of niet. Hoogstwaarschijnlijk mag het, mits begeleiding van een militair konvooi.
We hebben al uitvoerig gemaild met een officië;le Algerijnse gids die ons veilig door de Sahara kan loodsen en ons zo kan afzetten aan de Tunesische grens. In Algerije is het immers verplicht om met een officië;le gids te reizen.
Een dure, maar veilige grap.
Als ze ons niet naar Noord Niger laten reizen, wegens de Toearegrebellen (allé;e, da zijn toch schatjes?), dan moeten we heeeelemaal terug langs Marokko 🙁
Zo weten jullie een beetje wat onze plannen zijn en weten jullie dus waar te zoeken als we vermist zijn 🙂



Le neveu est de retour

Kameroen Posted on Mon, April 13, 2009 11:15:40

Na Buea zijn we met ons kleine konvooi naar Yaoundé; gereden. We hadden al gebeld met tante Suzanne om haar te laten weten, dat we reeds in het land waren. Zij heeft geregeld dat we met zijn allen welkom waren bij de paters in Yaoundé;. Gert loodste ons er quasi feilloos naartoe. Na zeven jaar wist hij nog de weg in Yaoundé;. Chapeau. Bij aankomst werden we vriendelijk ontvangen en kregen we een plekje toegewezen om te kamperen, evenals een propere douche en toilet, heerlijk. Harm kon zijn tentje veilig droog in de garage zetten. Geen overbodige luxe in het regenseizoen. Bij stortbuien zaten we trouwens met zijn allen gezellig in de garage.
Gert en ik hadden eigenlijk maar é;é;n dag Yaoundé; nodig. Juist wat inkopen doen, geld afhalen enzo. Sarah, Florian en Harm zitten er langer vast, want zij hebben nog een hoop visa nodig. Gelukkig voor hen is er supersnel en gratis wifi bij de paters.
Yaoundé; als stad valt goed mee, vind ik. Alleen rond de markt is het niet zo aangenaam. Je voelt een gespannen sfeer. Iedereen spreekt je aan. Teveel mensen. Je voelt je niet echt veilig. Kameroen is het eerste land op deze reis waar ik als vrouw regelmatig lastig gevallen wordt, zelfs met een man naast me. Geen land dus om alleen als vrouw te reizen. Ik zet ze wel op hun plaats!

Dan kwam dus het moment van afscheid… Bijna drie weken hebben wij samen gereisd met Sarah en Florian. Geen enkele keer hebben we een onenigheid gehad. Nooit moesten we veel overleggen. Het kwam vanzelf. We wilden hetzelfde. We kwamen overeen zonder veel woorden. We waren zo blij met elkaars gezelschap. Onderweg kwam Harm er ook nog bij. Het was tof. Nu zullen Sarah, Flo en Harm waarschijnlijk samen verder trekken naar het zuiden. Wij naar het oosten, naar Batouri, naar onze eindbestemming, naar tante Suzanne. We voelden het afscheid naderen. Harm heeft ons een heerlijk feestmaal bereid met ettelijke glaasjes wijn. Het was genieten. Jongens, we zullen jullie missen. Ik zie jullie graag. Bedankt voor alles! Met Harm hebben we een afspraak op vlaggetjesdag 2010 in Scheveningen. Sarah en Flo zien we hopelijk ooit weer in België; of in Zwitserland. Liefst in Zwitserland, want het ziet er daar zo mooi uit waar zij wonen!
En toen we de paters vroegen wat we hen schuldig waren, zeiden ze: ‘Niets!’
We vertrokken, een krop in de keel… Daar zaten Gert en ik weer alleen in de auto. Niemand die voor ons reed. Niemand die antwoordde door de walkie. Je moet terug meer op je hoede zijn. Ik vond het geen prettige rit.
Wat wel grappig was onderweg, is dat we het wachtwoord voor de politie kende, namelijk: ‘Nous allons au mission catholique à Batouri.’ ‘Ouvre la porte!’ Om te gieren!
Nog een succesnummer van ons, maar dan wel een pak spannender, is onze gephotoshopte verzekering. Tot hier toe hebben we voor elk land een verzekering gekocht voor de auto, de zogenaamde ‘carte brune’, geldig voor bijna alle landen die wij bezoeken, behalve Kameroen dus. We gingen ervan uit dat we voor Kameroen, zoals in alle andere landen, aan de grens een verzekering zouden kunnen kopen. Van Roxy en Steve hoorden we dat dat niet ging. We zochten er naar in Nigeria, vroegen het daar op de ambassade van Kameroen, maar niemand kon ons helpen. We zouden het in Yaoundé; ofzo moeten kopen. Voor we daar aankomen, zullen we echter een hoop politiecontroles passeren. Dan maar faken. Veel overlanders doen dat. Een verzekering in Afrika kost telkens een bom geld en als er iets gebeurt betalen ze meestal niets. Je hebt dat papier dus alleen nodig voor de roadblocks. Ik ben liever in orde, dan sta je recht in je schoenen tegenover die agent, die iets fouts probeert te vinden om zelf een cent te kunnen bijverdienen. Maar nu lieten ze ons weinig keus. Gert nam onze Belgische verzekering en delete het kadertje waar de landen opgesomd staan. Nu staat er dus een boel uitleg in het Nederlands, in het groot het woord ‘internationaal’, de naam van de verzekeringsmaatschappij en de datum. Net genoeg dus om hen te misleiden. Tot hier toe zijn er gelukkig nog maar twee agenten die er naar gevraagd hebben. Eé;n van hen deed moeilijk omdat het een kopie is. ‘Dat is omdat we al zolang onderweg zijn, mijnheer. Het moest vernieuwd worden. Ze hebben het gefaxt.’ ‘Je moet het laten voor echt verklaren met een zegel van 1000 CFA.’ ‘Oh, dat wisten we niet.’ ‘Ja, dat moet!’ ‘Waar kunnen we dat laten doen, mijnheer?’ ‘In de stad.’ ‘In Batouri?’ ‘Hmm.’ Na een tijdje mochten we doorrijden. ‘Dus, mijnheer, waar moeten we precies zijn in Batouri voor die zegel?’ Een beetje verlegen: ‘Hmm, ik weet niet of er daar een agent is die de juiste stempel heeft.’ ‘Oh, dat is spijtig! Bonne journé;e!’ Tja, we worden stillaan echte Afrikanen.

Die avond geraakten we niet meer in Batouri, maar wel in Bertoua en daar woont den bisschop. Gert wist nog precies waar hem te vinden. Hij stuurde ons naar ‘la maison d’acceuil’. We stonden er wat verloren te kijken op de parking, tot we gespot werden door een nonneke. Heel vriendelijk heette ze ons welkom. We introduceerden ons als ‘le neveu de soeur Suzanne et sa fiançé;e’. Vanaf toen ging de hemel open. ‘Le neveu est de retour!!! Le neveu de notre tante!!!’ Tante Suzanne is daar zo graag gezien, dat de neveu behandeld wordt als een heilige. Deze zusters waren zo lief, zo gastvrij, zo open, dat ze mijn triestige dag helemaal opfleurden. We moesten absoluut een kamer aannemen. De neveu die in een tent slaapt, dat kon niet bestaan. Maar de neveu is een keikop en wou persé; in zijn tent slapen. ‘Maar wat zal onze tante dan zeggen over ons!’ De fiançé;e was al lang overtuigd, maar de neveu gaf alleen toe een kamer te gebruiken voor de badkamer, douche met warm water. Warm water! Dat was geleden van bij Matty en Siska! Het deed deugd! Oh, zo zalig! En dat wou de neveu bijna ook weigeren?! Al goed dat de fiançé;e ook nog iets in de pap te brokken had. Enfin, geslapen dus in de tent voor het huis van de gezellige zusters. Ze waren echt een gezellige, goed gezinde bende.
We kregen een pintje als apertitief, werden uitgenodigd voor het avondmaal en ‘s anderendaags voor het ontbijt. En de nonnekes eten goed! Salami, gebakken spek, echte boter, mmmm! Bedankt allemaal!
Na het ontbijt begonnen we aan onze laatste etappe, onze laatste kilometers voor ons einddoel. Het was een stevige piste, 90 km. Na drie uur reden we den hof op van tante Suzanne. We waren nog niet geparkeerd of er werd al druk getelefoneerd: ‘Soeur Suzanne, ils sont dé;ja là!’ Tante Suzanne arriveerde. We waren er… Er zijn momenten geweest dat ik dacht dat we nooit tot Batouri zouden geraken, maar we zijn er. Het is ons gelukt! ‘t Was geen makie, maar we zijn er! Ik kan het niet genoeg herhalen.
Zeven jaar geleden had Gert al lachend gezegd: ‘Volgende keer kom ik met de moto!’ Wel, hij zat er niet ver naast.
Het is hier een open huis bij tante Suzanne. Iedereen is altijd welkom, de deur staat letterlijk open. Giselle en Hedwig, twee studentes wonen hier ook, evenals Chamberlain. Chamberlain vind ik een interessante man. Hij is gehandicapt aan zijn benen, maar zit vol moed. Hij heeft techniek gestudeerd voor het repareren van koelkasten, maar vindt helaas geen werk wegens zijn handicap. Ik vind dat hij heel open staat voor andere culturen. Hij vindt het belangrijk om elkaar goed te begrijpen. Zo kregen we weer een heel andere kijk op de Afrikaanse kinderen die roepen: ‘Donne moi bic! Donne moi cash! Donne moi…’ Of volwassenen: ‘What do you want?!’ Telkens op een voor ons onbeleefde toon. Hij legde uit dat in veel Afrikaanse talen er geen beleefdheidswoorden of -zinnen bestaan. ‘Alstublieft’ bestaat niet, eufemismes ook niet, een beleefde vraag als ‘Mag ik…’ of ‘Ik zou graag…’ ook niet. Het zijn directe talen, geen blabla, maar recht voor de raap. Dat verklaart voor mij weeral heel veel! Het is bij ons al moeilijk om kinderen met twee woorden te leren spreken, laat staan als dat in je moedertaal nog geen eens bestaat! ‘De beleefdheidswoorden worden wel soms vervangen door gebaren, zoals buigen of de handen vouwen ofzo’, vertelt Chamberlain. Dat is dan weer raar voor ons, iemand die voor ons buigt, dat geeft ons een ongemakkelijk gevoel. Dat hoeft nu ook weer niet. Verschillende culturen, ‘t is moeilijk, ‘t is interessant…

We hebben al een rondleiding gekregen van tante Suzanne in de ‘centre de la santé;’, door haar gerund. Knap, hoor, wat ze daar realiseren. Er vinden dagelijks 40 tot 50 consultaties plaats. Er is een materniteit, een labo, een apotheek,… Zoals overal kampen ze met te weinig plaats en te weinig personeel. Veel mensen vertrekken als ze een beter betaalde job elders vinden en dan moet het centrum weer iemand nieuw opleiden, telkens weer van nul beginnen. Door middel van enkele sponsors is men een hospitaal aan het bouwen. Grootse toekomstplannen. Hopelijk kan de droom werkelijkheid worden!

We zullen hier nog een paar daagjes blijven en dan moeten we richting noorden, want ons visum is maar é;é;n maand geldig. In het begin van de trip leek é;é;n maand lang, nu is het steeds te kort.



Tot hier zijn we nu

Route Posted on Tue, April 07, 2009 19:16:14



Internationaal konvooi

Kameroen Posted on Tue, April 07, 2009 18:49:28

Sarah en Florian legden een hoop geld neer op de ambassade van Congo en plots was het heel gemakkelijk om snel een visum voor hen te maken. Dus voor ons vier was het visumshoppen in Abudja gedaan, dus zaterdagochtend, wijle weg! We stevenden recht af op Ekok, de grens met Kameroen.

De eerste nacht kampeerden we gratis bij een hotelletje in Makurdi en ze hadden zelfs koude pintjes!
De tweede nacht besloten we een klein omweggetje te maken en naar de Cattle Ranch te rijden, in de bergen, dichtbij Obudu. Je zou er een prachtig uitzicht hebben. Hoe dichter we bij de Cattle Ranch kwamen, hoe mooier het landschap werd en hoe kouder het werd, aangenaam dus. De laatste tien kilometer was een kleine weg vol haarspeldbochten, recht naar de top. Het was een perfecte asfaltweg, met mooi aangeplante bloemen langs de kant. Dat was raar voor in Afrika‘ Als we boven toekwamen, viel onze mond open, het was weer alsof we een andere wereld binnenstapten. De Cattle Ranch was een gigantisch groot rijkeluisdorp. Je kan er kamers, bungalows, huizen en villa’s huren. Alles is verbonden met asfaltwegen en overal is straatverlichting. Moe, zwetend, stinkend en stoffig, stapten we de megachique receptie binnen, een beetje beschaamd, maar stiekem trots. We legden uit dat we een plek zochten om te kamperen. De beleefde dame gaf ons een prijslijst van de kamers en villa’s en dergelijke. Het begon bij 20 000 naira (= 100 euro) voor é;é;n nacht. We slikten en schoven de lijst opzij. ‘Sorry, mevrouw, maar is het mogelijk om te kamperen?’ ‘Ga even zitten. Ik kom zo bij u.’ We zetten ons in het salon. De film ‘Independence Day’ begon net. We waren moe. Het was al donker. We zaten boven op een berg. We konden de kamers hier niet betalen. We konden nergens anders heen. Na een lange tijd knikte de dame in onze richting. ‘Deze gids zal u naar een plekje brengen waar u mag kamperen.’ ‘Moeten we iets betalen?’ ‘Nee,’ zei ze stilletjes. Oef! De gids bracht ons een paar kilometer verder. ‘In de ochtend zal je hier een heel mooi uitzicht hebben,’ vertelde hij ons, ‘Weet je, soms moeten mensen zoals jullie wel betalen om hier te kamperen, maar deze dame wil geen geld vragen voor deze plek.’ We begrepen snel waarom. Het leek de nationale kakplaats van alle koeien van de ranch. Er was geen toilet, geen water, geen struiken, alleen gras. Gelukkig was er veel mist‘
Sinds zeer lang haalden we allen onze truien, fleecen, sokken, schoenen en lange broeken boven. Het was freezing koud. Nieuwsgierig als we waren, namen we de thermometer. ‘En? Hoeveel graden is het?’ ‘20°C’ ‘Wat???’ We waren echte Afrikanen geworden. Dik ingepakt bij 20°C‘
‘s Morgens was de mist zo dicht, dat er geen sprake was van een mooi uitzicht. We zullen nooit weten, hoe het er daar uitzag. Met een zicht van 15 meter reden we de berg af. Sarah en Florian eerst. ‘t Zijn Zwitsers voor iets!

Die dag bereikten we Ikom, het laatste stadje voor het eigenlijke grensdorp. We konden er weer kamperen op de binnenplaats van een hotelletje. Voor een redelijke prijs huurden we é;é;n kamer voor het gebruik van douche en toilet. Dat is het voordeel van met meerdere mensen te reizen. Je deelt de prijs van een kamer, voor de badkamer, maar slaapt in je tent. Dit was de eerste en laatste keer dat we in Nigeria hebben moeten betalen voor accomodatie.

Wie zegt dat Nigeria een verschrikkelijk land is? Gevaarlijk, massa’s roadblocks en agenten die u afzetten. Wij hebben er alvast niets van gemerkt! Enkele politiecontroles met steeds vriendelijke mannen, niemand die iets vroeg, velen wuifden ons gewoon door. Uiteraard hebben we bewust een alternatieve route gekozen, maar dan nog.
Alleen in Ikom vond ik de mensen niet vriendelijk (uitgezonderd het hotelpersoneel). Een gast die obscene gebaren naar me deed enzo (trouwens de eerste keer in Afrika! Gemakkelijk hoor, getrouwd zijn!). In de rest van Nigeria, vonden wij de mensen supervriendelijk, enthousiast, niemand die om een cadeau vroeg‘

En dan‘op naar de grens, op naar de beruchte Mamfé;road. In Ikom zeiden de mensen dat het al vier dagen niet geregend had. Dat gaf ons hoop en moed!
De grens was weer geen enkel probleem, wel zeer traag, aan beide kanten. Vier namen opschrijven in het grote boek is veel werk. Je moet dan ook nog eerst het juiste grote boek vinden.
Ook de mannen aan de grens wisten te zeggen dat het de laatste dagen droog was gebleven. Ok, let’s go! De eerste 500m waren geen probleem. Dan maakte de weg een bocht en wat vonden we daar? Zeer diepe putten vol water met vrachtwagens die erin vastzaten. Ze zaten er precies al lang vast. Soms kon je er naast passeren door de modder. Eerst verkennen en dan lieten de mannen hun beste rijkunsten zien en ze waren goed! Sarah en ik gingen te voet en legden alles vast op film. Soms hadden de locals een bypass gemaakt, waar je moest voor betalen. Gelukkig was dat maar é;é;n keer het geval voor ons. Zoals gezegd waren onze mannen goede offroaders met uiteraard goede 4x4s, maar de locals, zij reden erdoor met gewone auto’s, nee, geen gewone, oude wrakken. Veel duw en trekwerk dus voor Gert en Florian.
Het werd een beetje een gezellige familie, iedereen hielp iedereen. Eigenlijk vond ik het stiekem wel leuk. Dit stuk zeer slechte weg was ongeveer 20km. Daarna was het een normale piste. Dit is dus de Mamfé;road in droog seizoen! De verhalen die we hoorden van tijdens het regenseizoen, wil ik liever niet live meemaken. Dan doe je zes dagen over deze 20km! Wij geraakten in é;é;n dag tot Eyuckom, een dorp vlak na het slechte stuk. Van andere reizigers wisten we dat je daar kon kamperen in den hof van de gendarmen. En dat was zo! Een zeer vriendelijke gendarm heette ons welkom en toonde ons een mooi grasveldje, lekker veilig en geen pottekijkers, want niemand durft den hof van de gendarmen betreden! We mochten zelfs water nemen uit hunne put om ons te wassen. We zaten namelijk allemaal onder de modder en zweetten verschrikkelijk. Gert en Flo fabriceerden een douchegordijn en alles was fijn! We kropen onze warme bedjes in en droomden van een droge Mamfé;road, nog 60km te gaan morgen…

Onze dromen werden werkelijkheid. De volgende 60km waren kurkdroog en ‘s middags waren we dus reeds in Mamfé;! Onderweg waren de mensen wel niet zo tof. Een jongen gooide zelfs stenen naar ons! We remden en snel liep hij weg. Welkom in Kameroen!
We reden Mamfé; binnen. ‘Hey, een blanke! Hey, ‘t is Harm! Gert, stoppen, Harm, ‘t is Harm!’ Door de walkie: ‘Guys, pull over, we saw a friend!’ Ja, ja, wij hebben walkies, leuk hoor! Ik spring uit de auto en ren naar Harm. Die kijkt verdwaasd op, kijkt nog eens en staat op met een grote smile. Hij was ook net aangekomen. Hij wist dat we net voor hem waren, want hij had onze namen in het grote boek gezien. Terug verenigd. Harm voelde zich echter niet goed. Gert en Flo gingen onmiddellijk op zoek naar een plek om te kamperen. De Data Club waar sprake van was, vroeg veel te veel geld, maar ze vonden een ander hotelletje met een leuke tuin achter het huis. We deelden weer een badkamer, nu met zijn vijven. Daar stonden we dan, een Landcruiser en een Land Rover met daktent en een moto met tentje op de grond. Onze familie groeit. Er werd havermoutse pap gemaakt voor Harm, een tarp gespannen over zijn niet waterdichte tentje, teatreedruppeltjes, thee… we zouden hem eens goed swanjeren, want hij had het nodig.
Snel werd duidelijk dat het een zeer speciaal hotelletje was waar we verbleven, een é;é;n uur hotel, als je begrijpt wat ik bedoel!

De volgende dag deden we inkopen op de markt, samen met Christine, een Kameroenese. Zij wees ons de weg en kende de prijzen. Ze vroegen 200CFA voor een brood. Wij dachten dat dat teveel was en boden af tot 150CFA. Achteraf zei Christine dat 200CFA de normale prijs is en dat zij nog nooit een brood gekregen heeft voor 150CFA. Huh?! Wij onnozele blanken toch!
Na onze inkopen nemen we de piste richting Buea, richting Mount Cameroon, de hoogste berg van West-Afrika. Na de Mamfé;road hebben wij geen schrik meer van pistes! Pfff, peanuts! Ons konvooi wordt met veel verbaasde ogen nagekeken, vooraan Harm op de moto, vervolgens Sarah en Flo en wij sluiten de rij. Zoveel white men together! Scary!
Die dag geraken we tot in Nguti. We belanden in een leuk, zeer proper hotelletje. We waren de enige gasten. De manager en zijn werknemer, vriendelijke stille mensen, kwamen bij ons zitten, keken, luisterden, vroegen af en toe iets… Ze hadden nog nooit overlanders gezien. De werknemer, een arme stakker at met ons mee. Aan sommige mensen geef je met plezier een bord vol heerlijks. Hij genoot met volle teugen: ‘Voor ons is het soms moeilijk om eten te vinden.’

En dan zijn we nu in Buea, aan de voet van Mount Cameroon, de natste plek op aarde, op é;é;n na ergens in Azië; en we zullen het geweten hebben. We hebben hier net een tropische storm achter de rug. We dachten dat alles veilig dicht was en kropen in het salon van de guesthouse. Wat ontdekten we echter? Dat de ritsen aan de achterkant van onze tent niet dicht waren! De wind blies de flap omhoog en alles is door en door nat. Een paar uur heeft het gegoten. Nu hangt onze inboedel te drogen. Leve het regenseizoen! En dit is dan nog maar het kleine regenseizoen! Niet leuk is mijn opinie. Avontuur is Gerts opinie. Hij blijft optimist tot in de kist. Gelukkig maar, dat maakt het allemaal veel draaglijker. En dan nog lieve andere reizigers, die warme kippensoep maken enzo. ‘t Is allemaal zo erg niet.
Voor de rest is het hier trouwens super! Vooral een heerlijk temperatuurtje! Niet te warm dus.
Onze jongste, Harm, zit op de berg. Hij doet een trektocht tot de top met een gids. Hij is er trouwens helemaal bovenop. Wij, de ouderlingen, zijn aan het twijfelen en discussië;ren of we het zouden aandurven om een dagtripje te ondernemen. Ons lijf heeft namelijk de vorm aangenomen van een autozetel. Dan nog de storm van vandaag…hmhm…’t zal er niet inzitten vrees ik. We will see…

Waarschijnlijk bereiken we woensdag of donderdag Yaoundé;. Steeds dichter en dichterbij…



Heet…te heet…

Nigeria Posted on Fri, March 27, 2009 17:52:56

Elke beweging die ik nu maak met mijn vingers om deze tekst te typen‘is teveel. Als je de hele dag zit en niet beweegt, van ‘s morgens 8 uur tot ‘s avonds 10 uur, dan loopt het zweet heel de tijd langs alle kanten van je lijf. De hittte slorpt al je energie op. Wij weten nu als geen ander waar het Afrikaanse leef/werkritme vandaan komt. Je kan maar é;é;n projectje per dag ondernemen, bijvoorbeeld de was of naar een ambassade gaan of een tekst schrijven of ‘ Daarna moet je zitten en wachten op de avond. Het is officieel 39°C, Sara en Florian namen zelf de temperatuur op, 49°C in de schaduw. We zijn in Abudja, hoofdstad van Nigeria.
Abudja is precies een stad uit een science fiction film. Heel brede straten, een grote ring, overal straatverlichting en straatnaambordjes, veel moderne grote gebouwen, een chique goudkleurige moskee, een futuristische kathedraal, veel dure bakken van auto’s, maar‘geen mensen! De stad lijkt leeg. Het is een stad gemaakt voor auto’s. We hebben geprobeerd te voet terug te komen van de Kameroense ambassade. Het is ondoenbaar, want je moet gigantische omwegen maken, omdat er geen shortcuts zijn voor voetgangers. Je moet dus de grote autobanen volgen en ze oversteken, lopen op hoop van zegen. Het is geen Afrikaanse stad. Er zijn geen kraampjes langs de weg. Je moet naar de peperdure supermarkt, met de auto. Er is simpelweg geen leven op straat. Echt raar! Ik zit hier op het dakterras van een café; en als ik naar de auto’s kijk op de weg, ontbreekt enkel nog het feit dat ze zouden vliegen boven de grond in plaats van rijden.
Vroeger was Lagos de hoofdstad. Op een bepaald moment wilden ze echter de hoofdstad liever in het centrum van het land, dus werd Abudja getransformeerd tot administratieve stad. Veel ambassades en ministeries zijn verhuist, maar lang nog niet alles. Het lijkt alsof de stad nog niet af is.
De mensen die je hier wel ziet, zijn rijk, ambassadors, oliemagnaten enz.
In é;é;n van de peperdure hotelketens hier, logeren wij, in het Sheraton hotel.
Ja, ja, echt, wij logeren in de Sheraton‘op de parking ☺ Het is bekend bij overlanders dat je in de Sheraton in Abudja gratis mag kamperen op de parking. Het is een gekke situatie. Wij worden weggemoffeld in een zeer warm hoekje achteraan op de parking, naast de reuzegeneratoren. Warm, want geen schaduw, warm, want naast de generators, warm, want op een hete asfaltvloer, warm, want het is gewoon warm. Naast ons is ere en barak waar elke avond traditioneel geklede moslimmannen samen komen om te bidden. Zij zijn zeer vriendelijk en apprecië;ren wel wat wij doen. We delen een waterkraantje. Ze gaven ons tijdschriften over de islam en gaven mij een compliment over mijn panje, die ze heel mooi vonden. Ik antwoordde dat zij ook heel mooi gekleed waren. Dat was ook, heel chique. Mijn panje heeft hier trouwens veel succes. De dame van de Kameroen ambassade vond het supertof dat ik die droeg en ze gaf me nog en tip hoe hem beter te knopen. We kregen dan ook een visum, zonder dat we al een autoverzekering hebben voor Kameroen. Tja, de kleren maken de vrouw. Zelfs een moderne jonge Nigeriaanse riep van ver: ‘I like your dress!’.
Wie ook nog onze vrienden zijn in de Sheraton, zijn de staff, de werknemers, de parkwachters enz. Met hen delen we de toiletten. En dan de douche‘de douche is die van het zwembad. Dat wil dus zeggen, de open douche naast het zwembad. Dat wil dus ook zeggen, wassen in bikini, terwijl al die rijkelui staan te gapen naar die rare tisten die hun haar wassen en zich inzepen en al onder de douche van het zwembad en vervolgens verdwijnen langs de achterkant van het hotel. In het zwembad mogen we niet, tenzij we 2000 naira (=10 euro) betalen, maar daar zijn we te koppig voor.
Gelukkig staan we hier niet alleen. We delen de lovely parkingspot met Sara en Florian, een Zwitsers Koppel, die we reeds ontmoetten in Green Turtle. Zij reizen met een Landcruiser, maar op de parking van de Sheraton worden Landcruisers en Land Rovers beste maatjes. Ook zijn er nog Piotr van Polen en Julian van Ierland. Zij reizen per fietsen kamperen in een tentje! Zotte mensen! Piotr ontmoette ook Greg, Harm en Andrew. Sara en Florian kennen Anthony en Nikki. Florian vertelde over een excel file die hij had waar gegevens over kampplaatsen van verschillende mensen bij elkaar stonden. Het was de file die Gert gemaakt heeft en aan Anthony en Nikki gegeven had! Leuk!
Met zijn zessen amuseren wij ons hier kostelijk. Gisteravond hebben Sara en Florian voor ons gekookt, omdat Gert en ik drie jaar samen zijn (yep!) en Julian maakte fruitsla. Wij kraakten een lekkere fles J.P. Chenet en zette chips en olijven op tafel. Je moet weten, dat deze items voor ons allen nu pure luxe zijn. Je betaalt veel en bewaart het voor een heel speciale gelegenheid of voor als je een opkikker nodig hebt. Je leert het waarderen, heel erg waarderen. Na het dessert speelden we nog ‘Who am I?’. Je weet wel met een papiertje op ieders voorhoofd waar een naam op staat. Julian was bijvoorbeeld Allah. Gieren dus!
Sara, Florian en wij hebben besloten om samen verder te reizen, zeker tot en met de beruchte Mamfé;road. Dit is de eerste 80km af te leggen in Kameroen. Wilde verhalen gaan de ronde onder overlanders over de staat van de weg. Als het drie dagen achter elkaar droog is geweest, dan doe je de afstand in vijf uur. Heeft het drie dagen geregend, dan doe je er zes dagen over. Leuker dus om samen te doen. Prettiger met vier hozen en graven dan met twee. Naar het schijnt helpen de lokals de natuur een beetje, zodat ze dan een bypass kunnen maken door hunnen hof en hiervoor dan 1000 CFA kunnen vragen. We zijn benieuwd, zeer benieuwd. Tante Suzanne, we komen eraan! Wanneer weten we nog altijd niet precies, maar ‘t zal niet lang meer duren!

Al de mythes over Nigeria kloppen tot hier toe voor ons helemaal niet. De verhalen van om de 100m een politiecontrole, de verhalen van valse taxeisers die een balk met nagels voor je auto gooien. Niets van dat al voor ons, maar wij hebben dan ook met opzet een kleine grenspost genomen, Nikki. Heel erg vriendelijke en behulpzame agenten daar. Het is wel het eerste land waar we onze vaccinatiekaart moesten laten zien. De officer in charge of health vond het een probleem dat we niet ingeë;nt zijn tegen meningitis (wat niet nodig is!). ‘Wat moeten we nu doen?’ vroeg hij. ‘Hopen dat we niet ziek worden?’ antwoordde ik. Hij lachtte en het was in orde. De eerste 90km die we reden was een goede voorbereiding op de Mamfé; road, piste, putten, rotsen, in de brousse. Af en toe een dorp waar de mensen heel vriendelijk waren, waar de kinderen van alle uithoeken kwamen, waar ze juichten en zwaaiden, waar niemand om geld of een cadeau vroeg, oprecht blije gezichten. Ook gelukkige agenten, die eindelijk eens iemand konden controleren. Weer een healthofficer vond het een probleem dat onze naam niet met de hand was ingevuld op de gele kaart, maar dat het een sticker was. ‘Zeg hen in uw land dat ze in het vervolg het met balpen hier invullen. Ik wil dat zo!’ Tja, een computer kent hij niet, denk ik. Wim J., kan je dat even melden in het Tropisch Instituut, dat ze terugkeren naar de old fashion way?
De oude manke agent die aan de Benin kant zat, aan de grens, vroeg 2000 CFA per paspoort. Ik zei: ‘Als gij dat paspoort hier niet onmiddellijk afstempelt, gaan wij terug naar Nikki, naar het commisariaat en leggen we daar uit waarom wij geen stempel hebben!!!’ De man zweeg, slefte naar binnen, wrong zijn schuif uit zijn bureatje, nam zijn stempelkussentje, tekende, slefte naar buiten en opende de bareel. ‘Merci monsieur! Bonne journé;e!’
Net bij het begin van schemerdonker werden we tegengehouden door een agent in Nigeria: ‘Waarom rijdt u met uw lichten aan?’ ‘Omdat het bijna donker wordt.’ ‘Ah, maar hier rijden wij alleen met onze lichten aan, als er gevaar is.’ ‘Ok, sir, thank you.’ Huh?!

De eerste nacht in Nigeria kampeerden we bij de zoon van de koning van New Bussa en omstreken. Het was een tip, gelezen op een travellers website: ‘Je mag op het domein van de koning kamperen. Je moet toestemming vragen aan de kinderen van de koning. Vraag aan de poort waar je moet zijn.’ Dat deden we en zo belanden we bij zijn zoon, die woont op het domein van een guesthouse van de koning. Dat guesthouse is echter nogal vervallen en het toilet van de koning isvrij stoffig. Wij denken dat de koning wat krap bij kas zit. Hij had wel een lieve zoon. En weeral moesten we niets betalen. Nigeria is geweldig.

Vanuit Accra zijn wij dus in vijf dagen naar Abudja gereden. Ons kilometerrecord is verbroken! Van bij de koning tot in Abudja was ongeveer 500km. Wel eens een keertje leuk eigenlijk. Hier in Abudja hebben we veel geluk gehad. We hebben tegelijkertijd twee visums kunnen aanvragen, Niger en Kameroen, omdat we van Niger ons paspoort mochten bijhouden en dus kon dat naar Kameroen. Beiden woensdag aangevraagt, beiden vandaag vrijdag opgepikt. Nu hopen dat Flo en Sara hun visums vandaag gekregen hebben, dan zijn we morgen weer weg, richting zuiden, richting Calabar en dan‘de gevreesde Mamfé;road‘



Slaven en ander hondenleven

Ghana Posted on Sat, March 14, 2009 12:45:26

Tijd dat ik, Gert, nog eens een stukje schrijf. Waarom dat zal straks wel duidelijk worden. Maar om de trouwe lezer toch het genot van een historische noot van Veerle niet te onthouden laat ik Veerle het stukje over Cape Coast schrijven‘

Na een heerlijk luilekkerleventje aan het strand, snakte ik naar wat cultuur. Cape Coast is dan een fantastische plek om naar toe te trekken.
Alex reed met ons mee. De vrouwen van de guesthouse waar we mogen logeren, informeren onmiddellijk wie er met mij getrouwd is, om zo al hun charmes op Alex te kunnen richten.
Alex was al eens in Cape Coast geweest en nam ons op sleeptouw. De stad bevalt me. Niet te groot, het dagelijkse leven gaat zijn gangetje op straat, we worden nooit lastig gevallen, tof! De bouwstijl is een mengelmoes van Victoriaanse koloniale gebouwen tot moderne en krakkemikkige Afrikaanse huizen. We ontdekken dé; Ghanese take away, fried rice and chicken, die we daarna nog veel zullen eten, want superlekker en spotgoedkoop, 1 euro.
Het allerbelangrijkste te bezoeken is uiteraard Cape Coast Castle. Dit stond al op mijn verlanglijstje toen ik thuis vertrok. En het is de moeite, adembenemend, niet mooi, maar pakkend‘ Cape Coast Castle is een oud slavenfort, eerst van de Nederlanders, daarna overgenomen door de Engelsen. Honderden slaven wachtten hier op hun bootticket naar de Nieuwe Wereld.
Een gids neemt ons mee naar de kerker voor de mannen, een hol met drie piepkleine lucht/lichtgaten naar buiten toe en een kijkgat voor de soldaten. Die kwamen immers nooit beneden. De huisslaven brachten eten en water. We staan in de kerker en de gids wijst naar markeringen op de muur, zo’n 80 cm boven de grond. ‘UNESCO heeft hier gegraven op zoek naar de ‘echte’ stenen vloer. Waar u nu op staat, zijn versteende uitwerpselen, braaksel en bloed van de mensen die hier gevangen zaten.’ Slik. Stilte. ‘Ze zaten hier geketend met honderden. Soms maanden wachtend op een schip.’
In de vrouwenkerker hetzelfde verhaal. ‘De vrouwen die baby’s hadden, smeten ze te pletter tegen de muur, om hun een slavenleven te besparen.’ Ik krijg een krop in mijn keel. Een vrouw in ons groepje begint te wenen.
Wie probeerde te ontsnappen, kwam terecht in een cel, zonder luchtgaten, zonder eten, zonder water, een langzame dood dus. Wanhopige krassen van nagels in de muur en de vloer zijn nog steeds te zien.
Wie deze nachtmerrie overleefde, stapte door de ‘door of no return’. Deze deur kwam op zee uit. Met een pirogue werden de slaven naar een schip gebracht. In de jaren ‘90 hebben nakomelingen van voormalige slaven hun twee voorouders in Amerika opgegraven, per schip naar Cape Coast gebracht en hen terug voet aan wal in Afrika laten zetten door de ‘door of no return’. Sindsdien hangt er aan de zeekant van de deur een plakaatje ‘door of return’. De twee voorouders liggen nu begraven in Afrika. Ze zijn terug thuis.
Ons groepje bestaat uit twee blanken (wij) en vier zwarten. Wat er door mijn hoofd gaat: ‘Kijken ze af en toe beschuldigend naar ons? Nee, ik denk het niet. Hey, wij zijn trouwens Belgen! Oh ja‘Congo‘niet veel beter dus‘’
Op het einde neemt de gids ons mee naar een herdenkingsplaat:

‘In everlasting memory
of the anguish of our ancestors
may those who died rest in peace
may those who return find their roots
may humanity never again perpetrate
such injustice against humanity
we, the living, vow to uphold this’

Dit is een verontschuldiging in naam van de chiefs van verschillende stamen. Zij waren het immers die hun eigen mensen verkochten. Het beeld dat de blanken de bush in gingen om slaven te vangen, klopt niet. Zij konden de bush niet ingaan in die tijd. Veel te gevaarlijk, ziektes,‘ Nee, de chiefs ruilden hun mensen voor wapens enzo. Voor de Europeanen kwamen, deden ze al in mensenhandel met de Arabieren en daarvoor met de Romeinen. Niemand is onschuldig. Het is echter nog maar recentelijk dat dit openlijk toegegeven wordt in het museum.
‘May those who return find their roots’ blijkt zeer moeilijk te zijn. Deze mensen worden bezien als rijke obruni (=blanke) en ondergaan hetzelfde lot als elke gewone toerist. Het warme welkom thuis, waarop ze gehoopt hadden, is er niet‘
‘May humanity never again perpetrate such injustice against humanity’ ‘tja‘

Een historische noot voor de liefhebbers:
In 1471 belanden de Portugezen als eerste in het toen nog kleine vissersdorp. Ze dopen het Cabo Corso (=Korte Kaap), vandaar de huidige naam, Cape Coast.
In 1555 komen de Britten ook al eens langs, maar ze bezetten het nog niet. De chief die ze er toen aantroffen, heette Don Juan ☺
In de 17de eeuw gaat Cape Coast over in verschillende handen: Portugezen, Zweden, Denen en tenslotte de Nederlanders. Nederland was toen absoluut dominant in de hele streek, de Golden Coast. Tot in 1664-5 de grote Anglo-Dutch war. De Britten wonnen. Vanaf dan wordt Cape Coast het Brits hoofdkwartier van hun gouden kust.
In de late 17de eeuw groeit Cape Coast uit tot de grootste handelshaven in die tijd langs deze kust.
Cape Coast was de link tussen de Europese handel op zee en de landelijke routes door de Sahel.
In de 18de eeuw is het het hart van de trans-Atlantische slavenhandel. Tot in 1807 wanneer slavenhandel verboden wordt door het Britse parlement.
In 1877 wordt de belangrijke rol van Cape Coast overgenomen door Accra.
Interessant is te zien dat al de kanonnen gericht zijn naar de zee. Er is geen enkele verdediging naar het binnenland toe. Dat was niet nodig, er was geen probleem met de locale bevolking, hoe gek het ook mag klinken. Het gevaar kwam enkel van andere Europese machten.
Op de binnenkoer van Cape Coast Castle liggen vier mensen begraven, waaronder de eerste zwarte christelijke priester. Hij krijgt een aparte omheining van het museum, omdat hij zwart was. De anderen zijn dus blanken, waaronder Letitia Elizabeth Landon en haar man. Letitia kwam haar man bezoeken in het verre Afrika, ontdekte dat hij een zwarte minnares had en pleegde zelfmoord door uit het raam te springen van het kasteel.

(Veerle)

Accra binnenrijden doet me denken aan Dakar, maar dan in ‘t klein. Om de enkele kilometer is er wel een rotonde of een brug over de ringroad die ons op het juiste pad houdt. Hé;é;l druk, een beetje rodeorijden. Na veel aanschuiven in het verkeerde rijvak komen we aan op post 1, de Ambasade van Togo. Hier in Accra willen we ons wapenen voor de volgende maand, Togo, Benin en Nigeria visa. Veerle die hoogdringend moet plassen na die lange rit mag van de gardien direct doorlopen naar de toiletten, ’Your husband will fill in the register‘†Zeer vriendelijke mensen hier. Het formulier invullen, pasfoto’s bij elkaar zoeken en dan valt mijn oog op een stempeltje in onze paspoort. ’Ghana entrystamp: 6FEB2009 30days†’HUNK?! Dat was toch 3 maanden? Ja, de visa maar niet de tijd dat we mogen blijven.†2 opties: we wachten nog tot donderdag op de Togo-visa en dan snel de Nigeria-visa in de hoop dat ze niet zien dat ons Ghana-visa verlopen is en dan weg of toch nog een extentie aanvragen‘ What to do? Das minstens 14 dagen wachten. Voorlopig niks aan te doen.

Eerst een late, dure, hippe lunch bij Frankie’s in de drukste straat van Accra en dan duiken we terug het drukke verkeer in op zoek naar de Garage van die Ian. Het plannetje van Sanna (van Jonnie and Sanna) was wel juist maar de benamingen waren niet zo juist en dat koste ons dus veel tijd. Uiteindelijk komen we om16u45 zijn binnenplaats opgereden. Aan een tafeltje onder het afdak zit een boze roodaanlopende man te roepen naar een Local. Het is een stevige monoloog. Een bediende gebaart ons te gaan zitten maar dat lijkt ons net te dicht bij. De monoloog eindigt met ’Tomorrow you get your letter and I don’t want to see you here again.†’Slik, U bent Ian?†’Yes and I am not in the mood to entertain overlanders. I just fired 3 of my staff. Why everybody comes when I’m closing down. Did you read about me on the internet and that you get a lot for free here. What do you want from me.†’We can come back tomorrow if you want‘ and we need a mecanic for the car and want to pay for the work!†Uiteindelijk krijgen we een uur excuses over ons heen en dat we meer dan welkom zijn. We overlopen het lijstje. Dit wordt al gauw gereduceerd tot 4 dingen; Een volledig onderhoud spare filters includo, de clutch masterpump vervangen (maar die had ik al mee van bij de Rob), backdoor hinges vernieuwen en 2 buches vervangen in de frontsuspension. Alle andere dingen op het lijstje zijn of verwaarloosbaar of veel goedkoper aan olie bijvullen, het is tenslotte een landrover 😉 Alles samen behalve de frontsuspension zou donderdag klaar zijn.

Ondertussen hebben we een dagje tijd voor internet. De foto’s uploaden die achter gebleven waren, heeft ons 5u gekost. Internet kan zé;é;r traag zijn als je er op zit te wachten. Het internetcafeetje waar we ons neergeploft hebben had wel 200 computers en een Wifi-zone! In Mediamarkt stijl, dus niks gezelligs aan. Wel uitermate fris tot zelfs koud als je net onder de airco zit.

Donderdag kunnen we met een taxi uit de voeten in Accra op jacht naar een Ghana-visa-Extention.
Ian kent iemand bij Imigratie. Nicolas can fix things. Maar dat kost een cent. Een paar dagen in plaats van 14 dat scheelt. Maar hoe schuif je iemand 10cedi in zijn pollen als daar achter het loket 3 man staat mee te kijken? Om dit lang verhaal kort te maken, Eerst beloofde hij donderdag 2u, maar na enig aandringen wordt dat woensdag 12u. Woensdag 12u zitten we vol goede moed aan te schuiven, maar het mocht niet baten, morgen 2u. uiteindelijk heeft Veerle de Visa opgepikt Donderdag 15u45. Hij heeft niks extra meer gekregen al probeerde hij wel.

Omdat 6 maart een public holiday is in Ghana, Independenceday, trekken we naar Kokrobite (lees op z’n nederlands) naar Big Millie’s backyard, een andere place-to-be aan de kust, 40 kilometer buiten Accra. Een beetje vermoeid komen we er aan en vinden onze vrienden er. Harm, Greg en Andrew. Harm wacht er op zijn Nigeria-visa na het weekend, de andere 2 op hun vlucht de volgende avond. Andrew nog aan het recoveren van zijn malaria-avontuur kruipt vroeg in zijn bed. Harm en Greg hebben nog een een fles wiskey, 8PM. ’Maar je kan er ook vroeger aan beginnen hoor!†grapt Greg. We beginnen te aperitieven en te roddelen, of omgekeerd? Tegen 10u zijn we hongerig en hebben geen zin om nog iets te koken. Het restaurant moet je om 5u bestellen. Dus trekken we het dorp in op zoek naar take-away. Veel keuze is er niet meer op dit uur, alles bijna verlaten en gesloten. Toch vinden we nog een stalletje met keuze uit rijst, vlees, kip of palavasause, de lokale spinazi. Veerle en ik delen een bord rijst met palava. Moe en tevreden wensen we elkaar te rusten maar het wordt een woelige nacht. In een keer diaree en enkele keren overgeven is mijn maag leeg en dat zou de volgende dagen zo blijven. Geen trek, zelfs water ligt zwaar op de maag, moe, koorts, hoofdpijn, futloos. Big Millie of Wendy de eigenares geeft ons een lokale malariakuur. Zou onze eucalyptus toch niet werken? De symptomen zijn er, slikken dus die eerste pil. In de loop van de dag kikker ik een beetje op. maar ‘s avonds wordt het erger en verpleegster Veerle die trouw mijn themperatuur meet en alle andere dingetjes regelt slaat alarm bij 40.1°C. Snel afscheid van Greg en Andrew die vanavond naar huis vliegen. Zakken gepakt en taxi gebeld op naar 37th Militairy Hospital in Accra. Daar angekomen wijst Veerle me op een fenomeen van wel 1000 ronddwarrelende krijsende vleermuizen. Ik heb er geen oren naar, ik wil een dokter. Maar dat mag nog even duren. Eerst wachten, inschrijven, wachten en betalen, dan wachten op de dokter. Deze schrijft pillen en een spuit voor tegen malaria en een antibioticakuur, en 2 tests in het lab. Veerle holt naar de farmacie ondertussen wacht ik ellendig op de verpleger voor de spuit. Alle verplegers en dokters in dit hospitaal dragen een kaki gevlekt legeruniform met er over een witte schort. Een beetje een vreemd zicht maar ik kan het me op dat moment niet aantrekken. Alles is goed nu. De verpleger die me de spuit gaat geven is wel een beetje grappig, hij zegt: ’I’m ready, I’m ready†en blijft in de weer met papiertjes, doosjes en lege ampulletjes. Omdat ik niet reageer zegt hij: ’We do it in de bottom†Ik ben ondertussen stevig misselijk en draai me om, broek los en laat maar zakken. Dat vond die verpleger wat veel. Na de injectie draai ik bijna volledig weg. Maar we moeten voort naar het lab voor de tests. Hij wijst ons de weg en lopen gewoon het lab binnen. Ijskoud en vol met buisjes en stalen. Een beetje onbegrijpelijk. Vriendelijk wordt ons gezegd dat de Thyfus-test niet wordt gedaan in het weekend, ’come back on Monday†De Malaria en bloedtest is geen probleem en ook snel gedaan, al lijkt wachten steeds uren te duren. Ik wil alleen nog slapen.
Ondertussen verdwijnt Veerle nog eens naar de taximan die persé; wil wachten om te zeggen dat het echt nog wel wat zal duren.
Na de test terug naar de dokter. Maar die is er niet meer. ’we wachten op de nachtdokter‘†Deze dokter is veel vriendelijker en geeft ook meer uitleg. Er zitten een hoog aantal dinges in mijn bloed dat wijst op een bacterië;le infectie. Geen Malariaparasieten in het bloed maar de symptomen zijn malaria. Er is ook kans dat net in dit staaltje bloed geen zitten, zoveel tappen ze nu weer niet af. ’Neem beide medikamentenen als het maandag niet beter is kom dan maar terug.â€

Het weekend heb ik niks gedronken of gegeten. De pillen smaken horriebel! Vooral die tegen malaria, zonder een glazuurlaagje rond, als ze op je tong komen smelten ze al en hoe die smaken, Aargh! Als Veerle, als trouwe verpleegster, weer eens mijn plichten las als patient en me de pillen voorschotelde heb ik eens geroepen ’Ik wou dat je ook eens zo ziek was!†Zij heeft het geslikt en ik de bittere pil.
Plots is Greg terug. ’I couldn’t miss you guys, I go with you to Cameroon.†Grapje, zijn internet ticket was niet betaald en hij mocht niet op de vlieger. Ingechecked en alles hadden ze hem er van tussen gehaald. Een nieuw ticket kopen op de luchthaven kan niet. Dus eerst een duur hotel, dan een zoektocht naar geld en het ticketbureau. Uiteindelijk zonder geld met een ticket voor maandag staat hij terug op de kamping. Harm wil ‘m wel geld lenen. Dus terug met 4.
Stukje bij beetje gaat het beter, maar als ik maandag avond nog eens alles er uitbraak besluiten we toch nog eens naar het ziekenhuis te gaan. Maar naar een privé;-hospitaal, die zouden beter zijn.

Misselijk van de pillen, het niet eten en de taxirit schuifelen we het hospitaal binnen. Hier wachten, daar betalen, dan daar wachten en dan daar wachten. Het beloofd weer een lange dag te worden. De dokter schrijft weer 2 test voor, malaria en thyfus. Dus wachten op de tests. In een gangetje tussen de main-hall en de cafetaria voor het personeel zit een man achter een stoffen scherm aan een bureau. Hij neemt bloed, noteert en deelt urinestalen rond dat je (natuurlijk) zelf moet vullen in het toilet van de cafetaria. Maar een lavabo en zeep hebben we die man niet zien gebruiken. Op het afhaalformulier voor de thyfus-test, die pas morgen klaar is, hangen bloedspetters. Veerle hoopt dat ‘t mijn bloed is. Terug wachten in de main-hall op de dokter. Ondertussen zitten we hier 3u denk ik. De dokter schrijft nog een drankje voor tegen het overgeven en bekijkt de bloedtest, weer geen malariaparasieten te zien, zelfde uitleg. De dinges in mijn bloed die wijzen op bacterië;le infectie zijn terug normaal. Op de vraag wat het nu eigenlijk is vermoed de dokter malaria maar das niet zeker.
De taxi terug naar Big Millie’s is de eerste die we maar 15 cedi betalen. Da’s dus iedere keer stevig afgezet maar ja, een noodgeval zeker.
Den appeteit begint te komen en ik bedenk heerlijke maaltijden, kippesoep, bacon and eggs, yoghurt, gebakken pattatjes met kip, zoete appels, craccotjes, bruine boterhammen met kaas,‘ Harm brengt op een van zijn zoektochten naar een trekkerstentje in Accra ‘t een en ander mee, voor de rest jaag ik er Veerle alleen maar de bomen mee in.
Dinsdag nemen we afscheid van Harm. Maar hopelijk niet voor lang. Waarschijnlijk komen we elkaar nog tegen tussen hier en Kameroen. Of zelfs bij T.Suzanne in Batouri ☺. Veerle pakt de auto in terwijl ik zit te suffen. A hell of a job! Om 1u rijden we terug naar Accra. Ttz Ikke rijden want Veerle ziet dat echt niet zitten. Ik voel me al beter. Als soundtrack op de iPod kies ik de cd van Hans. Een beetje een manier om thuis te zijn. Een beetje heimwee als ik een traantje wegpink.
Langs de weg en voor een keer niet tussen de files zien we parel-zetel-overtrekken hangen. Tijd om te stoppen is er niet maar das dus een van de volgende dingen op ons verlanglijstje. Het is hier verschrikkelijk warm. Zeker op je rug en onder je kont.

Vandaag, vrijdag, heb ik mijn laatste pillen genomen en heb ik steeds honger. Veel tegelijk kan ik niet eten en vermagert ben ik ook. Veerle loopt ondertussen de stad plat achter visa’s. da’s waarschijnlijk nog een hoofdstuk waard! En zeker de eervolle vermelding van verpleegster en visa-jager.
Nog enkele bedenkingen, nu kan ik me een beetje voorstellen hoe zieke slaven zich voelden voor ze op de boot moesten‘ De uitdrukkingâ€krijg de thyfus†is niet om mee te lachen! ‘k Ben gene flauwe en een beetje pijn is niet zo erg maar zo slecht had ik ‘t me nooit kunnen voorstellen. Wel de allerbeste vermageringskuur ever! Er mochten sinds 6maanden autozitten wel wat kilootjes af, en vele spiertjes bij. ‘t Zal pikken bij Watts als ik terug ben.

Ps: wel straf dat we hier niet zo veel foto’s kunnen tussenplakken. (dat spaart ook tijd op ‘t internet 😉
(Gert)



« PreviousNext »