Dakar is verschrikkelijk vermoeiend. Veel mensen, veel smog, veel file, veel drukte‘ Vooral veel achtervolgers: voortdurend, elke minuut wordt je aangesproken, om iets te verkopen, om een praatje te maken, om te gidsen, om ‘ vermoeiend, echt niet tof. Van alle grootsteden, die ik al gezien heb, is dat hier het ergste. Wat doe je dan? Vluchten in ‘Europese’ café;kes, te duur voor de gewone man, maar eigenlijk ook peperduur voor ons, dus het geld vliegt de deur uit.
Om 5 uur ‘s morgens dus vertrokken. Toch al file onderweg, maar waarschijnlijk minder dan een paar uur later. Na even zoeken, arriveren we om half 8 in het centrum. Het is net licht geworden. We ontbijten ‘Chez Maxime’, een aanrader van Matt en Anna en inderdaad lekker.
Vervolgens met een taxi naar de ambassade van Mali. Onze auto laten we achter op een bewaakte parkeerplaats. We geven alles af op de ambassade. We moeten woensdag rond 11 uur terugkomen.
Op naar de volgende post om onze passavant te laten verlengen. Weer geven we alles af, straks terugkomen om 16 uur.
Ok, we zitten dus vast in Dakar tot 16 uur. We gaan iets drinken in het Frans Cultuurcentrum, weer een aanrader van Matt en Anna, gezellig en vooral rustig, weg van alle opdringerige Senegalezen.
Daarna lopen we eens langs ‘la gare central’, een heel tof oud gebouw. Je waant je in een film. Een rustig stationnetje, een buffet waar wat mannen zitten te kletsen. Er passeren maar twee treinen: Dakar-Bamako en Dakar-Thies.
We doen weer een hoop dure inkopen in de supermarkt en gaan dan iets eten bij ‘Ali Baba’, het plaatselijk fast food restaurant met hamburgers en shoarma’s. Lekker, goedkoop en echt locaal.
Als we buiten stappen bij ‘Ali Baba’ staat een verkoper ons op te wachten. Hij had ons daarvoor al gevolgd en was dus buiten blijven staan. Wij duiken een ijssalon met airco in. Wij zijn niet zo voor airco, maar deze keer deed het deugd. De ijsmilkshakes waren zalig! En natuurlijk duur.
Nog een uurtje wachten. We wandelen richting La Place d’ Indé;pendance. Een man duwt een kettinkje in Gert zijn handen. ‘Hier, voor uw vrouw.’ ‘Nee, dank u.’ ‘Ja maar, je moet er niets voor betalen.’ ‘Nee, dank u.’ ‘Wilt ge het niet ofwa?’ zegt hij beledigd en hij stopt nog meer kettinkjes in mijn handen. ‘Van mijn dochter voor u.’ ‘Nee merci!’ en ik geef het terug. ‘Mag ik wat geld voor de baby?’ ‘Hoe? We moesten toch niet betalen?’ ‘Nee, nee, niet voor de ketting, maar voor de baby!’ Deuu?! We geven hem 200 CFA. ‘Mag ik nog 100?’ ‘Hey makker, hoepel op!’ We geven alles terug en trappen het af. Zo gaat het dus voortdurend met onwetende, naïeve toeristen. Frustrerend.
We zetten ons in de schaduw van een boom en drinken een kruidige koffie. Daar lopen gasten mee rond. Die zetten u niet af. Hun klanten zijn immers voornamelijk locale mensen. De koffie is heerlijk. Een echte opkikker. Plots laten de mensen ons ook met rust. Ergens zitten naast andere Senegalezen, met een lokale koffie en ‘t is precies ok. Raar, hé;. We zien toch nog altijd even wit en zijn nog altijd even rijk?
‘t Is vier uur. We pikken onze passavant op. Moeten niets betalen!
Wegwezen, naar huis! Je ziet het, Dirk, we voelen ons al thuis in jouw huis!
Die avond eten we bij ‘Sobo Badé;’, een aanrader van Sylviane. De eigenaar heeft een kunstig gebouw neergezet, echt over nagedacht, gezellig, op een klif. Je merkt het dan ook aan de prijzen. Er komen zowel blanken, als rijke Senegalezen. De petit côte is immers een soort Knokke, maar dan veel rustiger. Veel huizen van rijke Dakarenaars, die af en toe de stad ontvluchten. En blanken dus. In deze dorpjes ontmoeten rijk en arm elkaar. Soms gaat dat goed, soms loopt het fout.
Zo hadden we een interessant gesprek met Sylviane. We vertelden haar het verhaal van Moussa, Alima en baby Ousman aan Lac Rose. Dat zij voor Fransen werken en geen deftig huisje hebben enzo. Dat we dat zo’n raar verhaal vonden. Of dat waar zou zijn of overdreven? Sylviane zucht. ‘Het zal zeker waar zijn,’ zegt ze, ‘Het is verschrikkelijk. De kolonisatie is nog niet voorbij. Ge moet het niet denken.’ Ze vertelt horrorverhalen. De meeste Fransen, niet allemaal, maar de meeste, kijken nog altijd neer op de zwarten en misbruiken hun werknemers. Ze praten over ‘ma Fatou’ of ‘ma bonne’. Fatou is een veel voorkomende vrouwennaam, dus noemen ze alle vrouwelijke werkneemsters in huis ‘Fatou’. Alsof ze bij ons tegen alle poetsvrouwen ‘mijn Maria’ zouden zeggen. Echt beledigend. Sylviane kent mensen die in Europa zelf metselaar of bakker waren en zich hier niet waardig achten om met die mensen te praten. We beginnen te snappen dat de mensen ons uitschelden voor racist‘ Het is triestig. Diamma, een metselaar, had grote ogen getrokken toen hij zag dat Senegalezen en blanken samen rond de tafel zaten bij Sylviane. Sylviane wordt dan ook scheef bekeken door de high society hier. Sinds ze getrouwd is met een Senegalees ligt ze er helemaal uit. Wij beginnen ons steeds beter te voelen bij Sylviane!
Die nacht schrik ik recht in mijn bed. Ik hoorde een harde klap ‘bang’ tegen de tralies van ons venster. Gert is ook wakker. Nog eens ‘bang’. Eerst geritsel en dan ‘bang’. ‘Wat is dat?’ vraag ik. ‘Niets, ga maar liggen,’ zegt Gert. ‘Bang’! ‘Maar wat is dat???’ ‘Een krekel ofzo die tegen het raam vliegt.’ ‘Ok.’ Ik ga even naar ‘t WC en val weer in slaap.
De volgende ochtend hilariteit op het erf. We worden wakker gemaakt door Cher. ‘Kom kijken, kom kijken!’ Een krekel, no way josé;, een inbreker! Het traliewerk voor ons raam was volledig verwrongen, de ramen opengeschoven. Dit geeft een heel raar gevoel in de buik. In de kamer waar wij sliepen, hebben ze proberen in te breken! Het rare is, dat niets verdwenen is, terwijl hij zo binnen kon. Binnen handbereik lagen er spullen te grabbel. Niets is weg. Cher zegt dat hij vannacht rond drie, vier uur iets op het dak gehoord had, maar dat hij dacht dat wij dat waren. Die avond hadden we immers naar de sterren gekeken op het dak. Romantisch, denk je? Niet met een fotograaf naast u! Gert beweert ditzelfde geluid de vorige nacht ook gehoord te hebben. Zal de dief de komende nacht zijn werk komen afmaken?
Sylviane wordt verwittigd. Dirk wordt verwittigd. Sylviane haalt de politie erbij om een klacht neer te leggen. De politiemannen zijn bullebakken in mijn ogen, vooral ene. Hij kijkt mij niet aan, babbelt alleen tegen Gert. Kijkt heel de tijd kwaad en begint dan Cher uit te schelden, dat hij geen goede guardien is. Ok, misschien goed, dat hij terug wat allerter wordt nu, maar het was echt op een dé;goutante manier dat die bullebak dat zei. In elk geval gaat er ene niet slapen vannacht! De lasser was net vertrokken naar Dakar. Hij zou pas de volgende dag het traliewerk kunnen komen repareren. Cher vraagt drie vrienden om hem die nacht gezelschap te houden. Spannend! Eerlijk gezegd was ik er een beetje ondersteboven van. Vooral dat het in de kamer is waar wij slapen, vind ik echt wel griezelig.
In de namiddag vraagt Sylviane of Gert foto’s wil trekken van haar werk om in foldertjes te zetten en zo, om te laten zien wat hun organisatie precies doet. Sylviane werkt voor de Belgische ngo Volens. Zij werkt vooral met de vrouwen uit de dorpen. De mensen hier leven van de visvangst, maar er is steeds minder en minder vis en het leven wordt duurder. Vroeger kwam een gezin toe met 1000 CFA (1,5 euro) voor é;é;n dag, nu gaat dat tot 2500 CFA (3,5 euro). We spreken dan over overleven. Volens zoekt andere inkomsten voor de vrouwen. Een project is batikken. Wij mochten dus gaan bekijken hoe dat in zijn werk gaat. Heel tof! Natuurlijk hebben we er een mooi stofje gekocht. We hebben op onze reis nog bijna geen souvenirs gekocht, maar dit vonden we uniek en de moeite. Sylviane bevalt ons nog meer, ngo werkers vinden elkaar.
Ondanks alles slapen we die nacht goed. De inbreker is niet teruggekomen. Oef!
Het is woensdag, dus we moeten weer naar Dakar om ons visum van Mali op te halen en dat van Burkina aan te vragen. We zien er tegenop. Omdat we pas om 11 uur in de ambassade van Mali moeten zijn, wagen we het erop en vertrekken om 8 uur. We geven Sylviane een lift tot in Rufisque. Het is precies minder druk dan om 5 uur. In elk geval niet slechter. Blijkbaar maakt het dus niet veel uit, maar we hebben langer kunnen slapen en het is al licht, toch beter. We krijgen ons paspoort terug van Mali en gaan onmiddellijk naar de ambassade van Burkina. Hier treffen we een supervriendelijke dame. Heel rustig, behulpzaam, lief‘ We zeggen haar dat ook en ze is geflatteerd. Als we zeggen dat we waarschijnlijk kerstmis en nieuwjaar in haar land gaan vieren, kan de pret niet meer op. De meeste overlanders gaan hiervoor naar Ghana, maar wij zullen dat niet meer halen. We krijgen zelfs een multiple entré;e voor de prijs van é;é;n entré;e. ‘Dan kan je Burkina Faso goed leren kennen,’ zegt ze. Wij kijken er al naar uit! We hebben nog al gehoord dat dat een tof land is. Ook de eerste keer ooit dat we de begindatum van het visum zelf konden kiezen. Binnen twee uur mogen we terugkomen om ons paspoort op te pikken. Een beetje verder gaan we iets eten in een restaurantje. Het is een ambassadeurs restaurant, chique dus, maar niet heel duur. Leuk eigenlijk. We eten iets en schrijven wat kaartjes.
Om twee uur keren we terug naar de vriendelijke dame en dan naar huis.
Deze keer viel Dakar goed mee. Ah ja, we zijn niet in het centrum geweest! We beginnen onze weg al wat te kennen.
In Dirks paradijs beginnen we het ook al wat te kennen, beetje bij beetje.
De mensen: Cher, zijn drie vrienden, alias broers, alias helpers, Diamma, de metser, de guardien van Sylviane en Sylviane zelf, Oum de Vietnamees, Baba Kar van het winkeltje voor brood en eieren, de marktvrouwen, de eigenaar van de superette, de lasser…
De lasser kwam net langs toen wij van Dakar terug kwamen. Deze nacht kan iedereen dus weer op twee oren slapen!
De oceaan beginnen we ook beter te kennen. Wanneer het hoog en laag tij is enzo. Wanneer we dus wel van de superette langs het strand terug kunnen wandelen en wanneer niet. Je kan het je misschien al voorstellen? De eerste keer wij zeiknat van de golven die tot tegen de rotsen crashen. Wachten tot de golf wegtrekt en keihard lopen naar het volgende veilige stukje! Heel gevaarlijk eigenlijk, maar wel plezant! Nu gaan we toch alleen nog maar bij laag tij voor de zekerheid!
Het paradijs? Tegenwoordig ben ik daar niet meer zo naar op zoek. Geen behoefte. Heb ik het dan misschien gevonden? Waarschijnlijk wel. Waar? Rust in mezelf, denk ik. Ik mag mezelf beschouwen als é;é;n van de gelukkigste mensen op deze aardbol. Sommige mensen moeten daarvoor misschien niet op reis gaan, anderen zouden het beter wel doen. Elke keer opnieuw deze conclusie, dit besef. Ik ben blij dat ik in België; geboren ben, met al die mogelijkheden. Veel Belgen zeggen dat ze die keuzes niet hebben. Voor een heel klein percentage is dat zo, voor al de rest is dat dikken truut! Ge maakt het zelf, ge kunt zoveel zelf kiezen! Niets of niemand zegt wat gij moet doen.
Verdriet en geluk zijn soms niet ver van elkaar verwijderd.
Op 25 november keken we onze mail na en lazen het verschrikkelijke bericht dat Els van Zeppelin die ochtend gestorven is‘ De kanker heeft gewonnen…
We zijn ver weg, maar toch dichtbij. Yanis en Eleni, we denken aan jullie! We zijn jullie niet vergeten! Ik weet niet wat ik hier nog over moet schrijven. De tranen komen in mijn ogen als ik aan die kinderen denk en aan Els en aan al wie haar graag zag. We hebben een kaarsje gebrand.