Blog Image

tamtamafrikan

Onze Blog

Wilde en andere avonturen op onze rondreis door West-Afrika.

België, Frankrijk, Spanje, Marokko, Mauretanië, Senegal, Mali, Burkina Faso, Mali, Burkina Faso, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Nigeria, Niger, Burkina Faso, Mali, Mauretanië, Marokko, Frankrijk, België

Thuis!

België Posted on Tue, June 30, 2009 18:31:53

Na gastronomisch verwend geweest te zijn bij Ina en Jeroen, na genoten te hebben van de rust, de natuur, het zonnetje en het gezelschap, vertrokken we naar Besançon, waar we welkom waren bij Renée, Michaël, Daryl en Jodie.
Onmiddellijk kregen we een rondleiding in de stad. Tijdens de lunch kregen we het voorstel om in de buurt een via ferrata te gaan doen. Dat is een klimroute op een rotswand, maar met ijzeren trapjes en opstapjes en kabels waar je je aan vast kan klikken met beveiligingsmateriaal. ‘Je mag dit doen zonder gids. Iedereen kan het. Je hoeft er geen enkele ervaring voor te hebben,’ werd me verzekerd. Gert had dat al eens gedaan in Zwitserland. Hij kende het dus al. We vroegen ons wel af of onze conditie dit zou aankunnen.
Met veel goede moed begonnen we eraan. Mensen, ik heb nog nooit, nog nooit in mijn leven zoveel schrik gehad! Toch niet dit soort angst. Het was al spannend in het begin. Je hangt daar boven de afgrond. En dan komt daar een hindernis waar je op é;é;n kabel moet stappen en je vasthouden aan een andere, weg van de rotswand, boven de afgrond. Schrik, ik had zo’n schrik! Ik durfde niet. Michaël probeerde me te overtuigen, sprak me moed in. Ik durfde niet. De tranen brandden achter mijn ogen. Ik begon een beetje ongecontroleerd te bibberen. Dit kende ik totaal niet. Uiteindelijk heb ik het toch gedaan, heel de via ferrata. Of ik het leuk vond? Ik weet het nog altijd niet. Of ik fier ben op mezelf? Eigenlijk niet, want de manier waarop ik het gedaan heb, is niet echt om trots op te zijn. Of ik het ooit nog eens wil doen? Misschien wel, ik denk dat ik een volgende keer minder bang ga zijn. Wat ik geleerd heb? Ik ga vanaf nu minder aandringen als kinderen (op school) iets dergelijks niet durven. Tja, ervaringsgericht, hé;. En de Gert? Die heeft dat op zijn sokken gedaan! Wat ik wel supertof vind, zijn de foto’s. Toch echt wel graaf!
Na deze tocht was de dag nog niet om! Het was 21 juni, ‘la fête de la musique’ in Frankrijk. Dus ‘s avonds trokken we de stad in. Overal optredekes. ‘t Was voor ons de eerste keer om weer rond te lopen in een Europese stad. Leuk en raar. Ik keek rond en besefte dat ik wat zou moeten gaan shoppen om nog in de mode te zijn. Veel rare mensen, zotte mensen, zatte mensen. Waar is de beschaving? In welk continent? Wat is beschaving?

We verlieten Besançon (bedankt Renée en co!) en reden wat kleine wegeltjes in de Vogezen. Eé;n dag maar, want we wilden ergens op tijd geraken! Via Luxemburg reden we ons vaderland binnen op dinsdag 23 juni 2009. Recht naar Bocholt! Bocholt? Yep! Ons plan was altijd al geweest om aan te komen op het jaarlijkse kamp van klas 1 en 2 van mijn school, Zeppelin. Al jaren doe ik dit kamp mee. Al jaren is het juni kamp superleuk en zonnig. Dat kon ik toch niet missen! Ik kon Vanessa en Marleen toch niet zonder mij laten gaan! Het leuke was uiteraard dat zij er niets van wisten. Dinsdagavond komen wij eraan. Ik zie Marleen haar auto staan, dus we zitten juist. Vanessa komt nietsvermoedend naar buiten…het weerzien was onbeschrijflijk…
Ons einddoel was bereikt! We hadden het gehaald! Het was gelukt! De laatste weken hebben we gereden en gereden, maar we waren er op tijd, in Bocholt!
Een superleuk en ontspannend kamp was het!
Vrijdag zetten we onze verrassingstoer van Vlaanderen verder en belandden we in Leuven bij Yorg en Anja. We aperitiefden, gingen lekker Nepalees eten en mochten in hun tuin kamperen!
Zaterdag reden we rechtstreeks naar de repetitie van Poco a poco. Mensen terugzien, sax weer vastnemen. Het voelde nog steeds goed, meer dan goed!
Vervolgens naar Ilse en Stef. We belden aan. Stef keek naar beneden door het raam en speelde onmiddellijk het spelletje mee. ‘Wie is het?’ vroeg Ilse. ‘De Kristof,’ zei Stef, ‘Ik zal gaan opendoen.’ Trippel, trippel, naar boven. ‘Dag zus…’ Omhelzingen en kussen volgden. Als iedereen wat bekomen was van de emoties zijn we lekker samen gaan eten in de Lunchbox. Terug in Antwerpen, raar, ‘t doet iets met je…vlinders in je buik…
Met Ilse en Stef trokken we naar de Mechelsepleinfeesten, waarvan ik 100% zeker wist dat Anje, Nele en Hilary daar zouden zijn. Ik speurde rond: ‘Zouden ze er al zijn?’ We liepen een paar keer rond het plein tot ik Nele spotte. Handen voor haar ogen. ‘Hoe kan ik nu weten wie ge zijt als ik uw stem niet kan horen!’ ‘Dag Nele…’ Te groot voor woorden…
Even later Anje en Hilary. De vier musketiers waren weer verenigd. D’Artagnan was thuisgekomen.
Jean-Marie, Lieve, Gerard en vele andere vrienden zagen we weer. ‘t Was goe…
Zondag was ouderdag, zondag familiedag. Eerst naar de ouders van Gert. Ilse ging mee. Ze wildde hun gezicht ook wel zien. Aangekomen, bellen… niet thuis. Ilse telefoneerde: ‘Ik sta hier voor jullie deur. Ik kom iets brengen. Waar zijn jullie? … Nee, ik weet nog niets van Gert en Veerle.’ De ouders van Gert zaten bij ‘De Trappisten’ in Westmalle, samen met tante Bea, nonkel Karel, nonkel Paul en Lutgard. Allen daarheen dus! Lekker pannekoekske en ijsje gesmuld, in ‘t zonneke. Iedereen blij.
Volgende post, mijn ouders. Dieter was ook net daar. Hij zei: ‘Mam, er parkeert een witte Land Rover voor de deur.’ ”t Is toch niet waar zeker?!’ Het was wel waar! Gezellig gekletst en gebabbeld. Babbelen, babbelen, babbelen… Mijn mond staat niet stil, zegt de Gert. Hij krijgt er geen speld tussen!
Van de Baron Opsomerlaan naar het Hof van Ranst… Vandaag de sleutel gekregen… We zijn thuis…WE ZIJN THUIS!!!

Aan alle trouwe bloggers: Bedankt, bedankt allemaal! Het heeft ons zo’n deugd gedaan onderweg, jullie berichtjes… Dankjewel en tot de volgende keer 😉

Je kan ons terug vinden in het H v R in L, maar dan in nummer 3. Het is te zeggen, eigenlijk wonen we de maand juli nog bij mijn broer in nummer 1, want we moeten ons huisje nog schilderen (hint!).
Onze gsm nummers werken weer en zijn nog steeds hetzelfde.
Gert +32 496 … en Veerle +32 496 …
In verband met de schilderwerken (juli)
en een terugkomstfeestje/housewarmingparty (augustus)
volgt er nog nieuws. Schrap de blog dus nog niet van je toolbar!



Europa

Frankrijk retour Posted on Mon, June 22, 2009 12:33:20

Het mooie Tafraoute lieten we achter ons, via idyllische paadjes waar we een plekje tussen de bergen vonden om te overnachten. Prachtig!
De volgende dag namen we de weg via de Tizi-‘n’-Test, een bekende col die naast de Toubkal, de hoogste berg van Marokko, loopt. Weeral heel erg mooi!
Aangekomen in Marakkech gingen we op zoek naar onze Braziliaanse vrienden, Roy en Michelle, en we vonden ze. Samen hebben we een heel gezellige avond doorgebracht met een lekker glas wijn, zelf bereide tajine en traditionele Touareg thee. Om onze 30 000 km te vieren! Heerlijk tof! We maakten ineens de afspraak dat ze bij ons langs zouden komen in België;, om ons bier, onze frieten en chocolade te leren kennen. Roy en Michelle zijn al 2,5 jaar aan het reizen, waardoor ze ondertussen veel Europese vrienden hebben. Voor ze naar huis gaan (met de boot vanuit Antwerpen) willen ze graag Europa leren kennen door al hun vrienden te bezoeken. Leuk!
In Marakkech merkte Gert plots dat onze auto heel veel olie lekte. Op twee dagen zakte het peil van maximum naar minimum. Niet goed dus. Ondertussen is Gert al dikke vrienden met de eigenares van een winkeltje waar ze Land Rover onderdelen verkopen. Zij kon ons een betrouwbare mecanicien aanbevelen. Hij had niet echt een garage, enkel een strooien dakje. Twee jongetjes van een jaar of 10 waren er in de leer. Die gaan dus niet meer naar school. Beter dan dat ze op straat rondhangen, maar het blijft toch een raar gegeven voor ons. Normaal gezien zou je hier nooit zelf aankloppen. De man sprak geen Frans, maar was uiterst vriendelijk en behulpzaam. Hij begon er onmiddellijk aan en heeft degelijk werk geleverd, voor een eerlijke prijs.

Omdat we dus twee extra dagen in Marakkech gebleven zijn, é;é;n voor Roy en Michelle en é;é;n voor de mecanicien, besloten we Fès niet meer te bezoeken, maar rechtstreeks naar onze vrienden in Guercif te rijden. Soms moet een mens prioriteiten stellen en bij ons gaan mensen nog steeds voor!
In twee dagen zijn we tot daar gereden met een overnachting bij Azrou op een camping in een kersenboomgaard.

‘t Was natuurlijk weer een leuk weerzien met Tasniem, Meryem en de vier kids. Het logeerbed stond al op ons te wachten! We hebben er het weekend doorgebracht, bijgebabbeld, veel kruiden gekocht, naar de film Annie gekeken (want dat was een gat in Gerts cultuur) en … een bootticket naar Europa geboekt.

Op maandag 15 juni om middernacht vaarden we af en verlieten we het Afrikaanse continent, waar we negen maanden doorgebracht hebben… We hebben nog lang gekeken op het achterdek naar de lichtjes van Nador die steeds kleiner werden… Een heel raar gevoel, niet negatief, niet positief, gewoon raar…
We waren de enige ‘echte’ Europeanen op de boot. De anderen waren Marokkanen die in Europa woonden. Ik dacht bij mezelf: ‘Zouden zij nu verdrietig zijn, omdat ze Marokko moeten verlaten?’ Ik was eigenlijk wel een beetje fier: nu gaan wij naar onze echte thuis, naar onze roots…
Nador-Sète (Frankrijk), 36 uur, twee nachten en é;é;n dag. De bootreis viel reuze mee! We hadden een beetje schrik, omdat we negatieve commentaar over deze boot gehoord hadden: vuil, vies, oud enzo. Dat was helemaal niet het geval! Omdat het nog net laagseizoen was, kregen we een ruime buitenkajuit (met raampje), met eigen badkamer en comfortabele bedden. Super! Buiten op het dek was het zalig met een warm zonnetje en een frisse wind door je haren. Het eten was allemaal inbegrepen, in het restaurant waar we bediend werden door obers. Luxe! Allemaal voor een promotieprijs.
Wat hebben wij vooral gedaan op de boot? Geslapen, gegeten en af en toe een luchtje geschept. We hebben ontzettend veel geslapen, ook overdag! Wij waren (zijn) eigenlijk steendood moe van de grote afstanden die we de laatste tijd rijden.
Woensdagochtend 17 juni om 6.30u zetten we voet en wiel aan wal in Frankrijk. Heel vriendelijke douanen en lieve snuffelhond. ‘Ja hoor, we hebben kruiden bij, heel veel zelfs, van Marokko, maar niet degene die u zoekt.’ De man kon ermee lachen. Geen stempels meer nodig, we waren thuis, of toch bijna…

Via de mooie route van de Gorge du Tarne zijn we naar Saint-Enimie gereden. Gert wilde er graag nog eens langs, want 15 jaar geleden gingen zij met thuis daar op vakantie. Daar is hij anarchist geworden, beweert hij. We hebben er lekker geluncht en wat geshopt. Het is een heel mooie weg en een gezellig dorp, maar supertoeristisch. Langs de gorge vind je de ene camping naast de andere. Het stikt er van de mobilhomes, onvoorstelbaar.
Na ons overheerlijk broodje met Camembert (9 maanden geleden!) zetten we koers naar Griet.

Griet en Raphaë;l zijn ondertussen verhuisd. Ze vonden een droomhuis, gebouwd in 1900, met een uitzicht ongelooflijk, in de bergen, met tuin… We werden verwend met gebraad van een plaatselijke koe, vanille ijs met aardbeien uit de tuin en Champagne! Er moest dan ook heel wat gevierd worden: onze terugkomst, het laatste examen van Griet, hun nieuwe huis en binnenkort Griets nieuwe job. Ze gaat lesgeven in een dorp in de bergen, in een schooltje dat bestaat uit é;é;n klas, van 1ste kleuterklas tot 5de leerjaar, 12 kinderen. Tegelijkertijd zal ze ook nog directrice zijn. Precies zoals in de film! Fantastisch vind ik het! Griet, ga ervoor en heel veel geluk!
Op naar de volgende vrienden, Ina en Jeroen, de Nederlanders die we tegengekomen waren in Green Turtle in Ghana. Zij hebben een huis in de Provence met kamers die ze verhuren. Naar hun eigen zeggen zou het er heel mooi zijn. We waren benieuwd, wisten niet goed wat te verwachten. Tjonge jonge, prachtig is het hier! Ongelooflijk tof! Het domein, de tuin anex bos is zo mooi en groot. Het ligt midden in de bergen, in een dal en er loopt zelfs een riviertje doorheen. Het huis waar ze al jaren letterlijk eigenhandig aan werken is heel gezellig ingericht. Als vakantieganger kan je een gîte huren, de blokhut of het hele huis of je kan er kamperen. Zo tof, een echt paradijsje en heel erg rustig. Voor wie oververmoeid is, rust nodig heeft, een zonnetje, frisse buitenlucht, lekker eten en graag wandelt, is dit de ideale plek. Ga zeker eens een kijkje nemen op hun website www.bergeriebaron.com.
Als god in Frankrijk…
Hier zitten we nu te genieten en herinneringen op te halen van Afrika, overlanders onder elkaar…
Onze volgende stop zal waarschijnlijk Besançon zijn, bij Renné;e en haar familie, waarmee we samen in Mauretanië; (in het heengaan) aan Cap Tafarit aan de kust gezeten hebben.
We komen steeds dichterbij…!



Van het zand de bergen in

Mauretanie en Marokko retour Posted on Sun, June 07, 2009 12:06:39

Ons weekendje aan het strand van de Niger was zalig! Heerlijk veel gelachen! Geen krokodillen gezien. Daarom heeft Gert zelf maar voor krokodil gespeeld. Heerlijk gegeten (dankjewel Boubou) en telkens een delicieus theetje (dankjewel Ehameye).
Alleen ‘s nachts was het effe spannend! Begint het me daar ineens ongelooflijk te stormen. Regen, maar vooral een heel harde wind. Charlotte en Boubou vluchtten in hun auto en hebben daar de hele nacht krom gelegen. Maïka en Ehameye kropen in hun veel te klein Quechua 1seconde tentje met een hoop matrassen en andere spullen. Ehameye zijn voeten staken eruit. Wij zaten in onze tent die heen en weer schudde van de wind. Ik had schrik dat er stokken zouden breken. Gelukkig is dat niet gebeurd. Zo’n storm was voor ons geleden sinds Marokko. ‘s Anderendaags verscheen er weer een zonnetje! Warm zelfs, maar geen nood, de Niger was vlakbij!
Het was een mooie afsluiter van ons retourbezoek aan ons geliefde Mali.
We trokken richting Mauretanië;. Onderweg nog geslapen in Diema. Dara had ons een kampementje aangeraden van een Spaanse madam. Zijzelf zou er niet zijn, maar we hadden een telefoonnummer van een man die er nu voor zorgt. In Diema reden we alle mogelijke wegen af, maar vonden geen kampement. We zagen wel hutjes die geleken op de foto’s van de website, maar die waren totaal onderkomen en er was niemand. We vroegen info aan een gendarm. Hij belde voor ons de man op. Hij zou dadelijk afkomen. ‘Vriendelijk van die gendarm’, dacht ik, tot hij om een cadeau vroeg. Ik heb maar gedaan of ik het niet hoorde. De man kwam. ‘Volg me maar,’ zei hij. Waar nam hij ons mee naartoe? Naar de vervallen huttekes! Er was niets of niemand. Het was eigenlijk gesloten nu, maar we mochten er gratis kamperen. De man is zelfs nog water gaan halen voor ons.
Tja, ‘t was gene vette, Dara, maar we hadden wel een plek om te slapen, dus we waren weeral content.

De volgende dag de grens over. Geen enkel probleem tot de allerlaatste post. Een megacorrupte Mauretaanse douanier. We moesten 3000 UM betalen voor de stempel in onze carnet, wat natuurlijk niet nodig is. Het gaat recht in zijn eigen zakken. Het was tête dur tegen tête dur. Wij vatten post op een paar stoelen en hij ging slapen op zijn mat. Vier uur hebben we daar gezeten. Ondertussen zagen we taferelen waar onze mond van openviel. Een lokale vrachtwagenchauffeur moest 24000 UM betalen! De man probeerde te onderhandelen, te discussië;ren, maar het haalde niets uit. De bullebak draaide zich eens om op zijn mat. Heel veel mensen schudde verbijsterd hun hoofd, maar iedereen betaalde. Een Fransman die hier dikwijls kwam, vertelde ons dat de chef van deze post heel vriendelijk is en nooit geld vraagt, maar deze douanier altijd. Hijzelf was gepresseerd, dus hij betaalde maar. Van de Fransman kregen we de naam en het telefoonnummer van de douanier. We betaalden en vertelden de kakkerlak dat we een klacht zouden indienen tegen hem op het bureau in Nouakchot. Uiteindelijk hebben we dat spijtig genoeg niet kunnen doen, omdat we tijdens het weekend in Nouakchot waren, maar we zullen zijn naam zeker in onze excel file voor andere overlanders zetten, met de vraag of ze hem het leven zuur willen maken. Deze excel file gaat trouwens al goed rond.

Zo’n grens is zo nefast voor het toerisme! Nukkig begonnen we immers aan het bezoek van Mauretanië;. Liefst wilden we zo snel mogelijk weg uit dit rotland. Dit gevoel werd alleen maar versterkt door dezelfde ervaring als vorige keer: de zwarte mensen, de vrouwen en de kinderen zijn heel vriendelijk, maar de ‘blanke’ mannen zijn dikke nekken.
Het enige positieve aan dit land is zijn prachtige woestijn. De route de l’espoir van Mali naar Nouakchot is lang en ondraaglijk heet, maar adembenemend mooi.

In Nouakchot gingen we terug naar Auberge Menata, waar ik erg naar uitkeek. Het deed goed daar wat uit te rusten. De zeebries maakte het weer heel aangenaam.
Op een avond kregen we een mailtje van Roy en Michelle, de Brazilianen. Zij zouden een dag later aan de piste van Choum beginnen, door de woestijn van Mauretanië;. Of we mee wilden? We hadden er erg veel zin in, maar dan zouden we in snelvaart naar Atar moeten rijden en de volgende ochtend onmiddellijk vertrekken voor de tocht. We wisten dat Roy en Michelle de piste in twee dagen moesten afleggen om nog op tijd de grens te kunnen oversteken, voor het verstrijken van hun visum. Het leek ons wat te hectisch en besloten het niet te doen.
‘s Morgens werd ik wakker van veel lawaai:
BENG BENG KLETTERKLETTER. Het leek mij of iemand vuilbakken aan het uitkappen was in containers. Wat vertelde men ons als we goed en wel uit de tent waren??? Dat het granaten waren en mitraileurschoten! De politie die demonstranten uit elkaar dreef! Op 6 juni vinden er immers verkiezingen plaats. In heel de stad, in heel het land zie je overal affiches met dezelfde man op! Wie tegen is, krijgt een granaat naar zijn kop! Het geluid was dus niet BENG BENG KLETTERKLETTER, maar KNAL KNAL RAKKETAKKETAK…
Het was tijd om dit land te verlaten!
In plaats van de woestijnroute te nemen met Roy en Michelle reden we naar Nouadhibou om zo snel mogelijk naar Marokko te reizen. We snakten naar wat cultuur.

Oh, wat kregen we een spijt!!! In Nouadhibou ontstond er een crisis tussen ons en met onszelf. Vooral Gert had het er heel erg moeilijk mee. Hij had zo graag nog eens in het zand gereden…!
We ontdekten dat we het niet alleen moeilijk hadden met de woestijnkwestie, maar vooral ook met de terugweg. ‘t Is precies al gedaan. Vooral Gert heeft het hier lastig mee. Nochtans kijken we wel uit naar onze thuiskomst, om iedereen terug te zien, om weer de kleren te kunnen aandoen die je wil, om op te gaan in de menigte zonder dat iemand je aangaapt, om een pint te gaan pakken, om pasta met gerookte zalm en dille te kunnen eten, en yoghurt en allerlei kazen en vanille ijs met aardbeien, om op ‘t Zimmerplein te gaan zitten of de Dageraadplaats… zucht… Ge ziet, we kijken ernaar uit, maar tegelijkertijd bekruipt er u iets vreemds, iets waar zoveel mensen u voor waarschuwen, maar waarvan je hoopt dat het jou niet zal overkomen…

Enfin, we zijn de grens overgestoken. Vanaf de Marokkaanse grens begint het westen. Dat merk je al aan de grensformaliteiten, strikt, vriendelijk, professioneel, correct, met computer, de enige grens waar ze onze auto doorzochten. De tent moest open. Dan kijken ze wel verbaasd op! Er was maar é;é;n man die niet tof was, é;é;n van de gorilla’s die de auto doorzochten. Hij heeft onze koekjes platgeknepen en zei dat ik in de auto moest gaan zitten. Dat heb ik dus niet gedaan! Ik zei dat het te warm was in de auto. Wat denkt die wel, mij efkes zonder reden kunnen commanderen waar ik moet gaan zitten!

‘s Avonds kwamen we aan in Dakhla, een bekende plek voor surfers, kiters en mobilhomen. Daar hebben we een dagje uitgerust in de baai aan het strand.
Dan volgden we op aanraden van een Frans koppel een piste in de woestijn. Die zou leiden naar een warmwaterbron waar je kan in baden. Wel voorzichtig zijn, niet van de piste afgaan, want de Westelijke Sahara ligt immers nog steeds bezaaid met mijnen. De route was mooi, maar de bron, hmm, daar hadden we ons toch lichtelijk iets anders bij voorgesteld! Wij dachten aan een kloof met planten en watervalletjes, maar ‘t was een stinkend stenen reservoir omringd door koeien- en kamelenuitwerpselen.
We zijn er dus niet ingekropen, maar hebben ons een eindje verder een plekje gezocht in de eindeloze woestijn om te overnachten…machtig.
Nog een traditionele thee voor het slapen gaan.
‘s Morgens reden we terug naar de asfaltweg. We namen voor een stuk een andere route en kwamen zo uit op een grote piste. Aan het kruispunt met de asfaltweg was een legerkamp. Die keken wel even raar op toen wij daar uit de woestijn kwamen, maar blijkbaar was het toch geen probleem.

We reden naar Luc en Martine, nog een plekje waar ik naar uitkeek, die kleine camping van twee Belgen, in het midden van de woestijn, aan een zoutvlakte.
‘t Was er nog steeds even rustgevend, maar spijtig genoeg waren Luc en Martine op vakantie in België;. De guardien, Hassan, was echter heel vriendelijk en we mochten er zowieso overnachten. Het sanitair was wel dicht. Spijtig, want dat was zo gezellig gemaakt en zo proper de vorige keer. Ach ja, de duinen zijn ook best proper 😉
Daarna hebben we een nacht geslapen op een camping in de buurt van Guelmim. Sinds dan zijn we de Sahara door. Het viel ons deze keer op dat de steden in de Westelijke Sahara zo artificieel zijn. Toch ook maar raar zo’n streek vol militairen. Wat nog altijd hetzelfde is, zijn de Sahariwi: vriendelijke theezetters die zich erg onderdrukt voelen. ‘Wat is er toch gebeurd?’ zei een man, ‘Mauretanië; was Frans. De Fransen zijn weggetrokken en Mauretanië; is onafhankelijk geworden. Hetzelfde geldt voor alle omliggende landen. Wij waren Spaans. De Spanjaarden zijn vertrokken en de Marokkanen hebben het ingepalmd.’ Hij schudde met zijn hoofd.

Vandaag zijn we in Tafraoute. We hebben besloten om toch nog enkele mooie weggetjes mee te pikken in Marokko. Ik had nog ergens een klein papiertje met tips van Anje en Stefan en Tafraoute stond daarbij. ‘t Is hier zalig. We zitten op een kleine, eenvoudige, superpropere camping. Geen kat te zien, buiten een koppel Nederlanders. De patron is een vriendelijke man. Het belangrijkste: we zijn omringd door bergen, een prachtig landschap. De temperatuur ‘s nachts is wel even wennen, brrr. Hier lassen we een pauzedag in.
We voelen ons al terug wat beter. Gert kan weer lachen. Hij is zelfs uiterst vrolijk, goed gezind en lief. Ik ben moe. Ik zal eerst vakantie moeten nemen als we thuiskomen, denk ik 🙂 Vanacht ben ik pas om drie uur in slaap gevallen. Niet onmiddellijk kunnen inslapen, dat is negen maanden geleden… Ik lag te piekeren over enkele minder leuke aspecten die bij thuiskomen horen…

Marokko doet ons wel deugd! Ik was benieuwd hoe we Marokko nu zouden ervaren, na zo lang in zwart Afrika gezeten te hebben. Wel, het is nog steeds heerlijk. De mensen zijn supervriendelijk, de politie wuift je met een glimlach na en wenst je een leuke vakantie, geen afzetters, rustig, mooi, zalige temperaturen, terug veel groentjes… Een groente- en fruitwinkeltje in Laâyoun was voor ons het paradijs op aarde. We genieten ervan.

Ons verdere plan: via de pittoreske route langs de Toubkal naar Marakkesh, van daaruit rechtstreeks naar Fès. Deze stad willen we nog graag even bezoeken. En dan tot bij onze vrienden in Guercif!
Vanuit Nador zou er een boot zijn naar Sete (Frankrijk). Dan ben je twee nachten onderweg. Lijkt ons wel iets om kilometers en tijd te sparen. We willen immers graag eind juni terug zijn.



Lievelingsplekjes

Burkina Faso en Mali retour Posted on Fri, May 22, 2009 20:52:53

Zondag, 17 mei 2009
Na onze ontmoeting met de giraffen moesten we terug naar Niamey om ons visum voor Burkina Faso aan te vragen. In de ambassade worden we weer zeer vriendelijk ontvangen. De consul, een dame, bekijkt onze papieren. ‘U wilt vandaag vertrekken?’ vraagt ze verwonderd. ‘Indien dat mogelijk is. We willen graag zo vlug mogelijk terug naar Burkina. ‘t Is daar zo goed.’ We logen niet! We meenden wat we zeiden! De dame glimlachte: ‘Ik zal zien wat ik kan doen. Ik heb veel werk, maar kom om 11 uur eens terug.’ ‘Dat is binnen twee uurtjes!’ dachten Gert en ik, elkaar aankijkend, ‘Jippidepipi! Burkina, here we come again!’ Zo reden we diezelfde dag nog de grens over.

We waren terug in é;é;n van onze lievelinglanden.
Het viel op dat Burkina toch veel groener is dan Niger, hoewel het ook hier snikheet is en er amper een druppel valt. Over die hitte pluk ik hier een paar woorden van de website van Jonas. Het beschrijft perfect de energievretende hitte: ‘een intense en nietsontziende hitte’, ‘creatief bezig zijn kost dubbel zo veel moeite’, ‘net als het stof en het zand kruipt de hitte in al je porië;n, wat je lichaam verplicht om een versnelling lager te schakelen’

We geraakten in é;é;n trek tot in Koupé;la. Daar hadden we al eens gelogeerd bij de katholieke missie. We klopten weer aan met dezelfde vraag. De zuster haalde haar schouders op: ‘Doe maar. Kampeer maar.’ Echt vriendelijk zijn ze daar niet, maar ze hebben wel een heerlijk rustig domein met veel schaduw en een zalig proper toilet.

De volgende dag waren we in no time in Ouaga. We reden recht naar de ambassade van Mali. ‘t Is te zeggen, na een paar uur zoeken! Ze waren natuurlijk weer eens verhuisd en de weg uitleggen is voor sommige Burkinabé; een moeilijke opdracht. Uiteindelijk gevonden. Op onze papieren vulden we in ‘é;é;n maand en é;é;n entré;e’. De consul veranderde het in ‘twee maanden en twee entré;es’. ‘Dat is niet nodig, hoor, meneer.’ ‘Voor Belgen,’ en hij noemde nog een paar nationaliteiten op, ‘is het altijd zo. Voor Fransen is het é;é;n week en é;é;n entré;e.’ ‘Houdt u niet van Fransen?’ ‘Fransen zijn lucht en ze babbelen teveel!’ Hij stond recht en zei: ‘Gaat u even zitten. Ik ben zo terug.’ Een kwartiertje later kwam hij terug en gaf hij onze paspoorten met visa! ‘t was klaar! ‘Amaai, dank u wel, meneer, dat is het snelste ooit!’ Jeuj, weer minder moeten wachten in een grote stad!

We lieten nog een onderhoud doen aan de auto bij Total en gingen dan naar de OK Inn. Toch gemakkelijk, hoor, als je de weg ergens al wat kent. Dan ben je veel meer op je gemak. Ik toch in elk geval.
In de OK Inn ontmoetten we Spanjaarden die bij wijze van spreken nog aan hun tocht moeten beginnen. Dat vind ik wel leuk. Nu zijn anderen de bleukes.

Eé;n nacht OK Inn was genoeg voor ons deze keer. We verlangden naar Nouna, é;é;n van onze lievelingsplekjes.
Na een helse wasbordpiste komen we aan in Nouna. We stoppen eerst bij Innocent en Brigitte om daar een frisse pint te drinken, om daarna ons vertrouwde plekje op te zoeken onder de boom bij camping Jonas.
Nog geen uur later komt Viviane binnen gehuppeld, superblij om ons terug te zien. ‘s Avonds eten we weeral gezellig samen met Jonas en Eli.
‘t Is fijn om terug te zijn, veel rustiger. De mensen kennen ‘la maison en haut’ al, ‘t nieuwe is eraf, dus minder bekijks, dus rustiger. Juist onze vrienden komen langs en daar amuseren we ons mee, een pintje bij Innocent, spaghetti bij Eli en Viviane, die entertained ons maar al te graag. Spijtig genoeg heeft Jonas 155 examens te verbeteren en is hij oververmoeid. Jonas, courage! Ça va aller!

Vorige keer in Nouna heb ik geleerd hoe sesamkoekjes te maken. Wel, nu heb ik van Viviane geleerd hoe sesamzaadjes te pellen en te kuisen en Eli heeft ons getoond van welke plant de zaadjes komen en hoe je die moet verzorgen. Man man, wij zijn toch nogal eens stads- en supermarktmensen, hoor! Ik wou graag wat sesamzaadjes mee naar huis nemen, maar ge kunt die dus niet gewoon kopen, hé;. Je moet ze eerst kuisen enzo. En dan klagen wij als kinderen bij ons zeggen dat melk van de winkel komt!
Gisteravond waren we uitgenodigd door Viviane voor de eindejaarsvoorstelling van een middelbare school hier in Nouna. ‘t Was eigenlijk een beetje nen bonten avond: toneeltjes, playback, danskes. ‘t Deed mij denken aan de weekafsluiting of de playback van de Zeppelin. Wat mij opviel: Afrika en Europa, zo’n groot verschil is het niet altijd, hoor!
Vandaag gaan we waarschijnlijk nog eens langs op de kermis van de school. Onze vriend Eli is er sportleraar en aldus verantwoortdelijke voor de spelletjes. We kunnen ook een fiets, een TV of een GSM winnen met de tombola! Precies ne Vlaamse kermis!

Vrijdag, 22 mei 2009
We hebben toen spijtig genoeg niets gewonnen 🙁
Des te blijer waren enkele gelukkige zielen van Nouna 🙂

Net voor we vertrokken in Nouna, hebben we nog een plaatje laten lassen door Innocent ter versteviging ergens onderaan de auto. ‘t Was daar namelijk aan het doorroesten. Innocent was heel blij dat hij iets mocht doen aan onze auto en wij waren heel blij dat hij dat voor ons wou doen, zomaar voor niks! Bedankt Innocent!
Twee dagen en é;é;n bushcamp verder komen we aan bij de herberg van Maïka in Bamako. Superleuk om iedereen terug te zien: Maïka, Bouba, Fanta, Ihameye, Sanne, Dara, Charlotte… Het is hier nog steeds een huis waar de deur altijd open staat en iedereen welkom is. Bovendien is de keuken een multicultureel heerlijk restaurant. Vanavond zijn het gebakken patatjes. De dorm bevindt zich op het dak met een fris windje. Dakherinneringen komen boven, Anje en Hil!
Voor de mensen die in de war zijn: het betreft hier dus niet echt een herberg natuurlijk, maar gewoon het huis van een heel toffe Vlaamse!

Buiten genieten en rusten (ja, ‘t is vermoeiend, reizen, hitte…!), hadden we hier ook werk te doen: het aanvragen van ons Mauretaans visum. Door het helse verkeer van Bamako op zoek naar de ambassade. We installeren ons in de comfortabele leren zetels in de met airco verfriste wachtkamer van de ambassade. Daar ontmoeten we vier Nederlanders, een Braziliaans koppel en een Française. We wachtten daar allemaal een paar uur om dan te horen te krijgen dat we morgen moesten terugkomen.

Wij gingen op zoek naar de boulangerie waar Bouba nu werkt. We stopten aan een bakkerij en worden plots omsingeld door twee politiemoto’s. Een kwade agent riep dat we de papieren moesten laten zien, want we hadden niet gestopt toen hij naar ons floot. Nu moet ge weten dat het verkeer van Bamako hels is, dat je acht ogen moet hebben en dat het gefluit, getoeter en geroep is van alle kanten. De hoek waar hij zou gefloten hebben, wordt bevolkt door een dozein agenten die stoer op hun moto liggen te niksen. Waarschijnlijk vonden ze onze auto iets interessants om de verveling te doorbreken en zullen ze te laat teken gedaan hebben. De agent kon er echter niet mee lachen en de Gert ook niet. Ik nam rustig het woord: ‘Mijnheer, u moet dat begrijpen. Wij zijn vreemdelingen hier. Het verkeer is verschrikkelijk. We kennen de stad niet. We proberen ons te redden. We zijn op zoek naar een bakkerij van een vriend. We hebben niks verkeerd gedaan. Onze papieren zijn in orde. We hebben u echt niet gezien, excuseer.’ Af en toe kwam een oververhitte Gert ertussen, maar ik probeerde hem het zwijgen op te leggen. De agent gaf de papieren aan mij terug en zei: ‘U, madame, spreekt op een goede manier, maar hij daar niet!!’ en we mochten gaan. Met andere woorden ik ben beter in het slijmen bij polissen!
De bakkerij van Bouba hebben we niet gevonden. Die waar we voor stonden was het niet. Achteraf hoorden we van Sanne dat wij al de derde blanken waren die in die bepaalde (verkeerde) bakkerij naar Bouba vroegen 🙂

De volgende ochtend kwamen we met zijn allen weer samen in de wachtkamer van de Mauretaanse ambassade. Wat bleek nu? Ze waren mijn paspoort kwijt! Iedereen moest uit de wachtzaal. Er werd gezocht onder de mat en achter de zetels. Niets. Een paar uur later kwamen ze vertellen dat we allemaal morgen moesten terugkomen, want dat het verdwenen paspoort de hele zaak blokkeerde. Dus door mijn verloren paspoort en door de nakende verkiezingen in Mauretanië; kon niemand zijn visum die dag al krijgen.
Ondertussen hadden we al veel leuke verhalen met elkaar gedeeld (de wachtkamermensen) en besloten we die avond samen te gaan eten. Luc, é;é;n van de Nederlanders nodigde ons en de Brazilianen uit in een chique restaurant. Van de rekening kregen wij niets te zien! Zeg nu nog eens dat Hollanders gierig zijn?! Bedankt, hé;, mannen!
‘s Anderendaags rendez-vous in de ambassade. Daar krijgen we het heuglijke nieuws dat het paspoort gevonden was en dat iedereen zijn visum vandaag zou krijgen. Eind goed, al goed! Ik begon me al scenario’s voor te stellen van een paar weken Bamako wachtend op een nieuw paspoort, een nieuw Mali visum enzovoort.

Voor we afscheid namen, kochten Gert en ik nog snel vier kleurrijke Afrikaanse tuinstoelen, want we mochten die meegeven in é;é;n van de drie vrachtwagens van de Nederlanders. We droomden sinds Niger al van zo’n stoeltjes, maar konden ze uiteraard niet vervoeren. Toffe dingen en spotgoedkoop, 10 euro ‘t stuk!
De Brazilianen zullen we misschien nog opnieuw zien in Mauretanië; om samen een stukje echt woestijnrijden te doen, maar dat is nog niet zeker.

Eerst gaan wij waarschijnlijk nog een weekendje doorbrengen met Maïka op een verlaten strand aan de oever van de Niger. Wel oppassen voor krokodillen!



Raar land

Niger Posted on Mon, May 11, 2009 11:27:23

Woensdag zijn we vertrokken in Zinder, richting Niamey. Rond vijf uur in de namiddag begonnen we uit te kijken naar een plekje om te bushcampen. Een uur gezocht, maar niets geschikts gevonden. Plots waren we in de stad Madaoua. Het begon al te schemeren en er stak een zandstorm op. Aan de rand van de stad zagen we een domein van Spaanse ‘Artsen zonder Grenzen’. We vroegen aan de poort of we hier mochten kamperen. We moesten buiten de poort wachten. De ene blanke na de andere kwam en telkens moesten ze het weer aan iemand anders vragen. Tenslotte kwamen ze terug met een Nigerijn, die een hotel wist in de stad, Hotel Z.
We vonden het hotel. Het was dé;goutant crapy, vies en vuil. Kamperen was vlak naast een open poort en half in de bar. In die bar herkende ik een groepje Nigerijnse mannen van ‘Artsen zonder Grenzen’.
Gert en ik hadden eigenlijk alletwee een rotdag achter de rug. Een emotionele dag waarop je je zonder duidelijke reden slecht voelt. En dan eindigt die dag nog op zo’n verschrikkelijke plaats. We bestelden een colake en kip met friet. Na een uur vroegen we aan de madam waar ons eten bleef. ‘Ik zal er seffens aan beginnen, ok?’ Ze moest er begod nog aan beginnen! Ze was al een uur lang de inventaris van haar koelkast aan het maken. Dat is wel moeilijk natuurlijk, want als dan iemand een pintje besteld, moet je opnieuw beginnen tellen…
We moeten er wel met een heel triestig gezicht gezeten hebben, want opeens stapte é;é;n van de Arsten zonder Grenzen mannen op ons af. Hij deed ons het voorstel om bij hem thuis te komen eten en slapen. We waren absoluut welkom in zijn familie. Zijn vrouw zou ons iets lekkers klaarmaken. Hij had een schattig zoontje van 16 maanden. Hij was gewoon te werken met blanken. We kenden hem niet. Hij werkt voor ‘Artsen zonder Grenzen’, dat is zeker, want ik heb hem daar gezien. Gert en ik keken even naar elkaar, overlegden en dachten: ‘Alles beter dan Hotel Z!’
We gingen mee met Ali en maakten kennis met zijn vrouw Aïcha en zijn zoontje Nasser. Aïcha sprak ook heel goed Frans en gaf alfabetiseringscursussen in samenwerking met het ‘Peace Corps’. Het was een lieve, vriendelijke, interessante en gezellige familie. Hun huis was zowat dezelfde stijl als het huis van Salim in Timboektoe. Ze zetten een DVD op met muziek, Toearegmuziek. Ik vermoedde het reeds, maar vroeg toch voor de zekerheid: ‘Zijn jullie Toearegs?’ ‘Ja, inderdaad!’ We vertellen dat we vrienden Toeareg hebben in Mali. Blijkt dat haar vader afkomstig is van Mali etc. etc.
Het is toch nogal eens straf, vind ik, hoor! We kloppen aan bij blanken en mogen daar niet op hun reusachtige domein kamperen, want oei oei al die verantwoordelijkheid. Dan worden we opgevangen bij locale mensen thuis. Het blijken weeral eens Toearegs te zijn waar we welkom zijn en dit volk zouden gevaarlijke bandieten zijn???
We hebben een leuke avond gehad, lekker gegeten en heerlijk buiten geslapen op een goeie matras. Op de koop toe heb ik een ring en een halsketting gekregen en Gert een Toearegoutfit. Dat laatste omdat ze hoorden dat ik Toearegkleren had, maar Gert nog niet. Dankjewel Ali en Aïcha! Op een moment dat we het hard nodig hadden, kwamen we weer fantastische mensen tegen.
We reden verder. Ik reed, Gert sliep en plots zie ik vlak voor ons een moto met twee mensen vallen. We stoppen. De vrouw is erg gewond. De rechterkant van haar gezicht, naast haar oog ligt open en bloed hevig. Haar hand is hoogstwaarschijnlijk gebroken en zwelt onmiddellijk op. Op verschillende plekken aan knieë;n en benen, vel eraf. Gelukkig is ze volledig bij bewustzijn en kan ze nog stappen enzo. De chauffeur heeft niets. We geven water en helpen om het bloed wat af te wassen. We nemen de vrouw mee in de auto om haar af te zetten bij het hospitaal in de stad 35km verderop. De man zou haar ouders verwittigen en nakomen. We zetten de vrouw af bij de poort, waar ze opgevangen werd en rijden weg. In Afrika moet je namelijk niet te lang blijven hangen bij een ongeluk, want eens je iemand helpt, wordt ofwel jou de schuld gegeven ofwel wordt er verwacht dat je alles betaalt. Het is een heel rare redenering, maar het is echt zo. Daarom rijden zoveel mensen gewoon voorbij. In India was dat ook zo. Enfin, de vrouw was veilig, meer konden wij toch niet doen. We konden met een gerust geweten doorrijden.

Die avond vinden we een rustig plekje om te bushcampen. We besluiten om onze lang bewaarde spaghetti Miracoli te eten, bewaard voor een speciale gelegenheid. Exact acht maanden onderweg en een opkikker nodig, dat leek ons wel een goede reden. Stak er toch weer een zandstorm met regen op.
‘t Werd dus feest vieren in de auto.

De derde dag komen we aan in Niamey. Het was vrijdag, dus we crosten recht naar het Franse consulaat om een visum voor Burkina Faso aan te vragen, in de hoop het maandag te kunnen afhalen. Helaas, we waren te laat, reeds gesloten.
Dan maar naar de patisserie, om daar een paar heerlijk dure koffiekoeken naar binnen te schrokken. Zien we daar ineens aan de overkant de ambassade van Burkina Faso. We werden er vriendelijk ontvangen, maar moesten ook hier maandag terug komen. Ondertussen is er dus een Burkina ambassade gekomen in Niamey en moet je daar zijn voor een visumaanvraag. Gelukkig dus dat wij koffiekoeken waren gaan eten, anders hadden we dat niet geweten!

Op zoek naar een slaapplaats. Camping Touristique zag er wel ok uit, maar ze vroegen nogal veel en er was weinig schaduw. In de Lonely Planet was er é;é;n hotelletje dat superpositief besproken werd, echt zowat een backpackersplaats. Dat wilden we toch eerst even bekijken. Na heel veel rondrijden, vragen en zoeken in de stad, hebben we het nooit gevonden. De ene zei dat het verhuisd was, de andere dat het gesloten was, dat het binnen twee maanden weer zou open gaan… Dan zullen we straks maar weer naar de camping gaan.

Maar eerst naar de markt, groentjes en fruit kopen. Op de markt waren heerlijk veel lekkere dingen, maar spijtig genoeg waren er ook ontzettend veel vervelende mensen. Soms stonden ze met vijf tegelijk te kelen tegen ons om iets te verkopen. Wij hebben dan ook soms terug gekeeld: ‘Hoe meer ge roept, hoe minder we kopen!’
In al die hetse spreekt er een man ons aan. ‘Tu me ne reconnait pas? Du place que vous êtes loger?’ ‘Wij zijn nog nergens gelogeerd!’ Aan onze auto daagde de man weer op. ‘Ik ben de man van aan de poort van de camping. Herken je mij niet?’ Er ontstond een gesprek over de prijs van de camping. We kregen hem van 5000CFA naar 3000CFA. Hij zou met ons mee terug rijden, maar eerst even langs een winkel om een onderdeel te kopen voor zijn moto die stuk was. Ik vertrouwde hem nog steeds niet. Ik herkende hem niet. We stopten aan de winkel. Hij vroeg 8500CFA voorschot om dat stuk te kunnen kopen. Ik zei tegen Gert: ‘No way dat wij hem hier geld geven en schonekes wachten!’ Gert ging zelf meegaan en het zelf betalen. Ik zou wachten in de auto. Gert komt alleen terug. ‘Ze hadden het stuk niet in die winkel. Hij is met iemand op de moto naar een andere winkel. We moeten hier wachten.’ ‘En het geld?’ ‘Ik heb hem een briefje van 10 000CFA gegeven.’ ‘Wat?!’ ‘Ik wou het eerst ook niet doen, maar hij stond bijna te wenen!’
We hebben een uur en 15 minuten gewacht… Het was al donker geworden… We waren opgelicht… Teneergeslagen reden we naar de camping… Niemand kende daar iemand met een moto die stuk was…
We hebben niets meer gegeten, buiten chips met een pastis. Ondertussen stond er loeiharde muziek op van de bar van de camping. Het werd ons snel duidelijk. Eigenlijk was de camping een bar geworden. Overal stonden tafeltjes en stoelen. Het was vrijdagavond, dus veel volk en veel lawaai. Onder de oorverdovende muziek kropen we in onze tent. Toen kwamen er zelfs mensen aan het tafeltje onder onze tent zitten! We hebben vriendelijk gevraagd om ergens anders te gaan zitten. Tot half vier ‘s morgens hebben we geen oog dicht gedaan, keiharde muziek en gebabbel.
Zoals altijd stonden we om zeven uur op, want het werd te warm in de tent. We waren moe. De eigenaar kwam langs. We zeiden hem dat er geen haar op ons hoofd aan dacht om 5000CFA te betalen! Hoogstens 2000CFA, voor het water dat we gebruikt hadden. ‘Dan moet ik niks hebben!’ riep hij. ‘Ook goed!’ riep ik. Op het einde vroeg hij natuurlijk grommend toch nog die 2000CFA.

Ongeveer 60km van Niamey ligt een park waar de allerlaatste in het wild levende giraffen van West-Afrika wonen. We besloten onze dag daar door te brengen. Dat zou ons vast deugd doen!
Daar aangekomen hoorden we dat de prijs serieus verhoogd was. In de Lonely Planet staat 2000CFA per persoon entré;e en 2000CFA voor een gids. Nu was het 10 000CFA per persoon, 5000CFA per auto, 500CFA per fototoestel en de prijs voor een gids moest ge met de man zelf onderhandelen! Dit was onnoemelijk veel boven ons budget. We legden uit dat dat voor ons een onmogelijke zaak was. De man achter het bureautje vertelde dat de prijzen veranderd waren sinds de staat het park in handen genomen had. Wij vertelden van de diefstal. Hij gaf ons een nieuwe prijs: 15000CFA alles in, behalve de gids. ‘Sorry, meneer, wij kunnen dergelijke sommen niet betalen!’
Teleurgesteld reden we weg. Geen giraffen voor ons. Waar moesten we nu naar toe? Tien kilometer verder doken we de boskes in. We zochten een mooi schaduwplekje uit om tot rust te komen. Het was er zalig. Geen kat te zien. Hier zouden we ons weekend doorbrengen! We sloegen aan het fantaseren: stel je voor dat die giraffen hier gewoon passeren! Tenslotte zijn we niet zo heel ver van de inkom van dat park. Ach, dat zal wel niet, dat zou wel heel toevallig zijn en heel veel chance!
Vanmorgen kruipt Gert uit de tent om te plassen. Vanuit de boskes fluister-roept hij: ‘Veerle…Veerle! Giraffen!’ ‘Jaja, grappig, hoor,’ en ik draai me nog eens om. ‘Achter de boom, kijk dan!’ Ik kijk, maar zie niets. Pas als Gert zijn fototoestel pakt, geloof ik hem. Snel uit die tent! Mama Mia, Madre Madonna! Het is echt waar!!!
Gert zijn fototoestel was plat, maar gelukkig hadden we ons kleintje nog.
Zo werd onze ochtend verrijkt met een familie van acht giraffen die passeerden en rustig de blaadjes van de bomen knabbelden!



Wijs of laf?

Niger Posted on Tue, May 05, 2009 18:12:20

Zondag, 3 mei 2009
Zoals gepland reden we van bij Jan, langs Mokolo, langs Koza tot in Ngecewe. Daar zou een Vlaamse zuster wonen, Lea. Ze was zeer blij twee Vlamingen te zien. ‘Een mooi verjaardagsgeschenk,’ zei ze. Ze woont er samen met een Congolese en een Guatemaalse zuster. Een tweede Guatemaalse was vandaag aangekomen en zag er nog wat beduusd uit, zo van ‘waar in hemelsnaam ben ik terecht gekomen’. Allemaal vriendelijke madammen. Lea vroeg onze achternamen. ‘Minnebach…dat komt niet veel voor bij ons, hé;?’ bedacht ze. ‘Verlaeckt…Wim Verlaeckt…,’ mijmerde ze. ‘Euh, ja, dat is mijn vader…’ antwoordde ik. ‘Vanwaar ken ik die naam? Schrijft hij artikels?’ vroeg ze. ‘Hij is vooral bekend in het onderwijs.’ ‘Ah, dan ken ik hem daar van! Ik was zelf jarenlang onderwijzeres! Waarschijnlijk ken ik hem van artikels in Tertio? Of Kerk en Leven?’ ‘Het zal wel Tertio zijn dan, denk ik…’ Straf hé;, pap! In Kameroen zit er een Vlaamse zuster die uwe naam kent en ik ontmoet haar dan nog ook! De wereld is klein en sommige mensen zijn groot! Lea vond het heel leuk dat ik ook in het onderwijs stond. Ervaringsgericht was precies haar ding niet, liever een degelijke katholieke school, peins ik.

De volgende ochtend reden we de grens over, zoals steeds geen enkel probleem. Hoewel we in het grensstadje wel op zoek moesten gaan naar de politie en douane van beide landen. We merkten onmiddellijk dat we weer in moslimgebied kwamen: efkes wachten om uw paspoort af te stempelen, ‘t is tijd om te bidden. De douanier gaf ons tips waar we best konden tanken. Nigeria is immers spotgoed, maar soms zitten ze zonder diesel in een stad. Hij verzekerde ons ook dat we zeker de grens konden oversteken in Diffa: ‘Geen probleem. We hebben customs daar. Vraag wel of ze u even naar de brug willen brengen, want dat is moeilijk te vinden.’

Die dag geraakten we tot in Maiduguri, Nigeria. We belandden bij een hotel, waar we vroegen te mogen kamperen onder de bomen naast het gebouw. Dat vonden ze weer uiterst eigenaardig. Ze wilden wachten op de manager. De manager, een vriendelijke dame, vond het raar, maar geen probleem, zeker niet nadat we zeiden dat we reklame voor het hotel zouden maken. We mochten de badkamer van een suite gebruiken, maar alleen om 7 uur ‘s morgens. We kregen de sleutel niet voor de nacht. Tja, dan maar in hunnen hof pipi gedaan, hé;, wat moet een mens anders doen. De WC’s van het zwembad mochten we absoluut niet gebruiken. Dat was geen doen voor ‘mensen zoals wij’. ‘Maar we zijn al veel gewoon, hoor!’ ‘Nee, niet te doen, wil ik niet!’ Denken ze dan dat wij alleen om 7 uur naar ‘t toilet moeten?
We waren toch weer blij als we de volgende dag konden vertrekken uit die drukke warme stad. Een stad is toch niks voor ons, hoor, toch zeker in Afrika niet!
Op naar de volgende grens. We komen aan in het kleine vuile armoedige grensstadje Damasak. We vonden maar nergens de douane of de politie en bijna niemand sprak Frans of Engels. Uiteindelijk vonden we wel het leger. Zij hebben ons geë;scorteerd met vier pinkers op tot bij het bureau van de douane. Daar waren ze weeral eens zeer vriendelijk. ‘De politie vind je aan de grens zelf,’ zeiden ze, ‘maar je moet wel iemand meenemen die je de weg kan wijzen.’ ‘Kent u zo iemand?’ ‘Alhajiiiii!!!!’ ‘Yes Sir!’ ‘Breng deze mensen even tot aan de brug.’ ‘Geef hem wat geld om vervoer terug te nemen,’ zeiden ze tegen ons. Gert informeerde toch nog of we het niet zelf konden vinden. ‘Nee, te moeilijk, teveel verschillende pistes.’
Amaai, de douaniers hadden gelijk! Dwars door de woestijn, ontelbare pistes, zeker een uur rijden. Dat hadden we nooit zelf gevonden! De Michelinkaart klopte dus: er is geen weg van Damasak naar Diffa.
We komen aan bij het godverlaten grenspostje en worden weer vriendelijk welkom geheten langs Nigeriaanse kant. We moesten ons visum zelf voorlezen, want de man zag niet goed meer. Hij had een bril nodig, zei hij.
De agent van Niger was neutraal, vermoeid alleen al bij de gedachte dat hij zijn hemd moest aantrekken en werk had. In een hoekje van zijn cabaneke lag een moederpoes met een pas geboren katje. Toen we hem erover aanspraken, kwam er een lach op zijn gezicht. ‘Ja, ze heeft net een kleintje gekregen,’ zei hij.
In no time waren we in Diffa. Daar moesten de douaniers van dienst een paar telefoontjes plegen naar hun bazen, want wat moesten ze nu precies met die carnet doen? Welke nummer moesten ze nu in het grote boek schrijven?
Diffa vonden we geen aangename stad en bij het enige hotel dat er was, mochten we niet kamperen. Er zaten trouwens allemaal dronken mannen in de bar. Maar geen nood, we waren terug in onze vertrouwde habitat, de woestijn, bushcampen is dus een heerlijke optie. Op de weg van Diffa naar Zinder hebben we twee keer wild gekampeerd. De eerste keer was het supertof, behalve dat er ‘s morgens een soort zandstorm op stak. De tweede keer voelde ik me minder op mijn gemak, teveel mensen te dichtbij. Er is niets gebeurd, maar ‘t zat me niet lekker. Toch beter dan in het donker aan te komen in Zinder.
Zinder, daar zijn we dan nu. Eerst reden we naar een camping, vermeld als zijnde in aanmaak in é;é;n van onze reisgidsen. ‘Kunnen we hier kamperen?’ ‘Ja, dat kan.’ ‘Is er een toilet en een douche.’ ‘Jazeker.’ ‘Mogen we die zien?’ Paniek ontstond! De man begon tegen iedereen te roepen en te tieren. Een madam werd uit haar sië;sta gehaald enz. Uiteindelijk krijgen we een armetierig toilet en douche te zien. Eigenlijk had de camping wel mogelijkheden, maar niets was onderhouden. Het stond er nog maar net en ‘t was al vervallen. We besluiten eerst nog eens verder rond te kijken.
We gingen een kijkje nemen bij de mission catholique die op ons plannetje stond. Een vriendelijke pater stond ons te woord. ‘Ik zou jullie hier graag laten kamperen,’ zei hij, ‘maar ik doe het niet meer. Het is te gevaarlijk. Er kampeerde hier eens toeristen zoals jullie, maar zij zijn aangevallen door een gek en door enkele gedrogeerde kinderen. Ik kan jullie geen veiligheid bieden. Tijdens de eucharistieviering werd er eens een auto van een zuster vernield. Ik raad jullie aan om naar een hotel te gaan. Daar hebben ze betere beveiliging.’ We praten ook nog met de pater over naar het noorden gaan. Dat is immers onze belangrijkste taak hier in Zinder, informatie inwinnen over het noorden. ‘Gevaarlijk,’ zei de pater, ‘Informeer je goed. Er zijn al drie auto’s van de zusters gestolen op die weg. Ga naar de gendarmen voor info. Met een konvooi moet het wel mogelijk zijn.’
We kamperen nu in Auberge Mourna. Hier komen precies alle mensen die voor een grote organisatie werken, met grote auto’s, met grote antennes op. Het is midden in het centrum. Dat is wel handig. Gert is in zijn nopjes, want nu kan hij elke dag naar de markt gaan.

Niger is een speciaal land. Ik heb er een onbehaaglijk gevoel bij. Het land is te arm. Het bestaat alleen uit woestijn. Het is het eerste land op onze trip waar de meerderheid van de mensen geen Frans of Engels spreekt. Je ziet veel sukkelaars, bedelaars. Rijke mensen voelen zich heel onveilig. Nochtans waren er in de kleine dorpjes langs de weg wel heel vriendelijke mensen. ‘t Zijn vooral de grensstadjes en de grotere steden waar er meer problemen zijn, denk ik. ‘Artsen zonder grenzen’ hebben hier in Zinder een uitvalsbasis met veel auto’s. Dat zegt al genoeg volgens mij.
Zinder is eigenlijk niet groot. De stad is ontstaan als rustpunt op de oude trans-Sahara karavaanroute, zoals zovele woestijnsteden. Het leven ligt er stil als er gebeden moet worden. Niemand spreekt Frans. ‘Bonjour! Est-ce que vous savez où nous pouvons acheter des lé;gumes?’ De menigte mannen, gelaten gezeten op hun mat, staart ons aan. ‘Bonjour! Des lé;gumes? L-é;-g-u-m-e-s?’ Ze blijven staren. ‘Bonjour! Au Revoir!’ Niks. Ondertussen weten we dat we het best info kunnen vragen aan rijke madammen. Die zijn steeds behulpzaam en spreken vloeiend Frans. Eé;n van hen nam ons mee doorheen de steegjes van de markt tot aan de lé;gumes. Zulke dames helpen ons ook onderhandelen. Het voordeel van dat niemand Frans kent, is dat je als toerist totaal niet belaagd wordt door verkopers. Ze laten je met rust. Vind je je zin niet bij hun kraam, dan verwijzen ze je door naar het volgende kraam. Niemand doet opdringerig.

Onze missie dus, info vergaren over het noorden. We klopten aan bij de gendarmen. Ze waren verrast ons te zien, maar stonden ons vriendelijk te woord. ‘Elke dinsdag, donderdag en zaterdag vertrekt er een konvooi naar Agadez’, vertelden ze ons, ‘Je moet geen schrik hebben, sluit gewoon aan. Je moet wel eerst langs l’ office du tourisme. Zij moeten je toestemming geven om te gaan. Zij sturen dan papieren op naar ons. ‘t Is kalm nu, geen nood.’ ‘En van Agadez tot de grens?’ ‘Daar zijn geloof ik ook konvooien voor.’ We vroegen naar de staat van de weg. ‘Die is goed. Van Agadez tot Arlit zijn er wel wat putten, ten gevolge van de bommen enzo, hé;.’ ‘Ah ja…’ ‘Maar ga eerst naar het toeristisch bureau.’
Dat deden we. Ondanks dat het gesloten was op zaterdag, kregen we toch de directeur te spreken. Een degelijke man, die bekommerd is om zijn toeristen. ‘We kunnen u toestemming geven om met het militair konvooi naar Agadez te rijden en daar de stad te bezoeken, maar je mag de stad niet uit. Er is geen sprake van dat je naar Arlit mag reizen. We hebben daar al eens problemen gehad. Dat risico kunnen we niet nemen.’ We legden onze plannen uit, dat we anders helemaal terug moeten langs Marokko enzo, maar dat we absoluut niet ons leven op het spel willen zetten. Hij stelde ons voor om maandagochtend terug te komen. Dan zouden ze bellen met het toeristisch bureau in Agadez en met de gendarmen aldaar. Dan zouden we info uit de eerste hand hebben.
We maakten nog een praatje over het toerisme in Niger. De man zag er bedrukt uit. De rebellen bezetten het meest toeristisch gebied van Niger. ‘t Gaat niet goed met het land.
De mensen hier zeggen ook dat we nooit info mogen vragen over naar het noorden reizen aan zomaar iemand en zeker niet aan mannen met een tulband en een zonnebril op, want die hebben soms een pistool onder hun tulband zitten of die bellen hun maatjes bandieten dat we eraan komen. Alleen info vragen aan de gendarmen!

Zo beste mensen, spannend allemaal, hoor. We weten zelf nog niet goed wat te doen. We zijn ons leven nog niet moe! We hebben nog teveel plannen! Maar we willen ook graag snel in Europa zijn. We hebben wel zin om terug langs Burkina en Mali te gaan, maar Mauretanië; en Marokko is er wat teveel aan. Dan moeten we ook weer drie visa kopen in plaats van é;é;n en ‘t zijn veel meer kilometers. Een bijkomend probleem om door Algerije te gaan is dat er iets mis is met het linkervoorwiel van de auto. Gert kan het zelf niet repareren. We weten niet precies wat het probleem is. We vertrouwen de mechaniekers hier niet echt en zijn er daarom nog niet langs geweest, uit schrik dat ze het alleen maar erger maken. Als we echter met zo’n militair konvooi meerijden, is dat sjesen en dat kan ons autoke misschien niet aan. We hebben schrik dat als we onderweg in panne vallen, dat we dan de auto en heel de bazaar moeten achterlaten en instappen bij de militairen. Dat zou toch wel zonde zijn, want dan hebben jullie geen souvenirs!
Lieve mensen, morgen weten we meer, we houden jullie op de hoogte. We hopen dat ze duidelijk zullen zijn in hun advies: ja, geen probleem, of nee, geen toestemming. Dan moeten we zelf niet teveel beslissen en dan is de situatie duidelijk. Een chauffeur zei ons nog: ‘C’est calme maintenant, mais il n’ y a pas de confiance.’
En oh ja, ‘t is weer zover, het is zooo verschrikkelijk heet, niet normaal. Het zweet rolt van je lijf van ‘s morgens vroeg tot ‘s nachts. ‘t Is teveel. Ik heb er een valling van gekregen. De woestijn, allemaal goed en wel, maar toch niet in mei, hoor. ‘t Is afzien, puur afzien…kapot gaan. Ja, Anje, ik had het ook nooit gedacht, maar het bestaat echt, een plaats waar het tè warm is…
Gisteravond was het plots coupure en dan ineens een stevige wind. ‘Leuk,’ dachten we eerst. Fout gedacht dus. Het was een zandstorm met van dat heel fijn zand. Het prikte in je keel, ogen en neus. ‘t Is ook nooit goed. Hoe in godsnaam kunnen mensen hier leven… Wij zijn gelukzakken, weeral maar eens…

Dinsdag, 5 mei 2009
Nondepitjes, het is toch nogal iets, hoor! De nacht van zondag op maandag is Gert weer ziek geworden. Keelpijn, hoofdpijn, spierpijn en 38,9°C. ‘s Nachts gemeten die koorts, want overdag is dat moeilijk. Je kan de thermometer namelijk niet afkloppen. Die blijft staan op de buitentemperatuur, wat dus ongeveer 39°C is. Ikke die nacht maar lezen in de folders die we bij hebben, op zoek naar iets met keelpijn. Nergens stond er als symptoom keelpijn bij. De andere symptomen leken vervaarlijk veel op de vermoedelijke malaria van vorige keer. Of zou het meningitis zijn, want ondertussen weten we waarom ‘Artsen zonder grenzen’ hier rondtoert: er is een epidemie van meningitis. Ik bestudeerde onze vaccinatiekaart nog eens, maar volgens mij zijn we daar niet tegen ingeë;nt. Die Nigeriaanse douanebeambte van indertijd zal nog gelijk krijgen ook!
Enfin, dus maandag wij op zoek naar een degelijke dokter. Er is een groot hospitaal in Zinder, maar uit ervaring weten we dat een kleine kliniek soms veel rustiger, efficië;nter, properder en goedkoper is. De directeur van het toeristisch bureau stuurt ons naar Clinique d’Iran. Daar zeiden ze dat de dokter pas ‘s avonds zou terug komen. Tja, dan toch maar naar het hospitaal. We stappen daar binnen en de angst overvalt me. Het is er een heksenketel tot en met, heel lange rijen voor het paperassenwerk alleen al, niets comfort, veel zwetende zieke mensen op een hoopje, rechtstaand, op de grond of op houten banken. Denkend aan de meningitisepidemie vond ik het absoluut geen goed idee hier tussen te gaan zitten. Plots zagen we een blanke man die net buiten kwam gestapt. Het bleek een Fransman te zijn met een Nederlandse vader. Hij bracht ons naar Clinique Hamdallah en wees ons onderweg op een betrouwbaar laboratorium. ‘Als de dokter in de kliniek niet aanwezig is, kan je alvast een malariatest aanvragen in dit labo,’ zei hij. Zo gebeurde het. De dokter ging pas terug zijn om 16.30u. In het labo namen ze onmiddellijk een prikje bloed. Het resultaat konden we ophalen om 16.30u.
Zo gezegd, zo gedaan. Resultaat: negatief. Verdorie, wat is het dan wel? Op naar Clinique Hamdallah. Deze kliniek zag er echt piekfijn uit, zelfs gezellig geschilderd. We treffen er een uiterst vriendelijk dokter. Hij heeft tijd en luistert naar ons verhaal. Hij was erg geïnteresseerd in de eucalyptusdruppeltjes. ‘Drie keer negatief getest, dan moeten ze wel helpen!’ lacht hij. Hij voelt even aan Gert zijn keel: links is gezwollen. ‘Zeg eens aaah. Jaja, voila, heel rood daar. Kom eens kijken,’ zegt hij tegen mij. Verdict: angine. Een keelontsteking verdorie! Een doodgewone keelontsteking! Antibiotica werd voorgeschreven en na een Dafalganneke voelde Gert zich al stukken beter. We hebben wel voor twee nachten een kamer met airco gehuurd, want in de tent is het snikheet en tot vier uur ‘s nachts speelt hiernaast helse muziek. Dus om goed te kunnen recupereren hebben we maar wat geld gespendeerd. Met als gevolg dat we de drie nachten camping niet meer moeten betalen van de patron! Ik had nooit gedacht dat ik ooit zou genieten van airco!

Nu willen jullie natuurlijk weten langs welke weg we naar huis komen. Wel, de directeur van het toeristisch bureau had allerlei telefoontjes gepleegd. Tot Agadez kunnen we meerijden met een militair konvooi. Van Agadez tot Arlit ook, maar van Arlit tot aan de grens niet. We zouden ook een gids moeten nemen van Agadez tot aan de grens. De gendarmerie had gezegd dat er vanaf Agadez geen zekere veiligheid is, dat er regelmatig nog bandieten gespot worden, maar in principe mogen we gaan. ‘De keuze is aan jullie,’ zei de directeur.
Wij hebben het even laten bezinken en zijn tot de volgende conclusie gekomen: Ons leven is ons te dierbaar. Schrik om in panne te vallen met het linkervoorwiel en alles te moeten achterlaten. Slapeloze nachten voor onze ouders. En Gert die niet met een overspannen Veerle door de woestijn wil rijden. Dan ben ik namelijk niet te genieten, zegt hij. ‘t Is waar ook, denk ik 🙂
Al deze bedenking tesamen maken dus dat we terug gaan langswaar we gekomen zijn: Burkina Faso-Mali-Mauretanië;-Marokko. Dus Jonas, Maïka, hou jullie vast aan de takken van de mast, want we komen er weer aangestoven!!!

Broerie, gelukkige verjaardag, hé;!!!!



Nous sommes ensemble

Kameroen Posted on Tue, April 28, 2009 13:14:16

Donderdag, 23 april 2009
Bij tante Suzanne hebben we bourgondisch gegeten, want we werden steeds door verschillende mensen uitgenodigd. Zo zijn we gaan eten bij den bisschop. Een chique bedoening, beetje stijf. Het is te merken dat België; hier regelmatig over de vloer komt, want de onderleggers waren plateaukes van de Quick, meegebracht door een pater! ‘t Zijn rare kwieten die bisschoppen vind ik. Ze gedragen zich een beetje als koningen en ze hebben precies altijd verkleedkleren aan. De man was wel vriendelijk, dus ik mag er geen kwaad van spreken. Zijn broer is getrouwd met een Vlaamse en woont in Kontich! Toen hij hoorde dat Gerts grootmoeder daar ook woont, werd er onmiddellijk naar Kontich getelefoneerd. Eerst de broer aan de lijn, dan zijn vrouw, om te traceren in welke straat iedereen woont.
Toen we weer naar het huis van tante Suzanne stapten, kwam de bisschop ons nog achterna gelopen. Hij had nog een cadeautje voor ons: een paternoster, gekregen van de paus, en twee foto’s van de paus!
‘s Avonds gingen we eten bij pater Toussain. Daar ging het er allemaal gemoedelijker en gezelliger aan toe. Een heel vriendelijke man!

Als laatste werden we uitgenodigd bij Dorothé;e. Zij werkt op het kantoor van de gezondheidsafdeling. Ze is getrouwd en heeft een hele hoop kinderen. Ze had heerlijke vis en andere lekkernijen klaargemaakt. We zaten aan tafel met Dorothé;e en haar man. De kinderen kwamen allemaal beleefd goededag zeggen en verdwenen daarna achterin het huis. Naast de feestelijk gedekte tafel stond de TV te jengelen.
De TV is een Afrika mijns insziens een nog veel groter probleem dan in Europa. Iedereen wil een TV en hij staat altijd aan. Kinderen kunnen niets meer aan hun ouders vragen, want die volgen een programma en hebben dus geen tijd. Gevolg, de kinderen gapen ook naar TV. Voor, tijdens en na het eten. In sommige gezinnen wordt er daardoor zelfs niet deftig meer gekookt.
Na het lekkere diner van Dorothé;e begon er een soap à la Bold and the Beatifull. ‘Kom mee in de zetel zitten,’ zei Dorothé;e enthousiast. ‘Ik volg dit programma. Het is heel goed. Alle vrouwen in Kameroen volgen het. Ze laten hun potten erdoor aanbranden!’ lachte ze. Tijdens het programma legde ze ons haarfijn uit wie met wie een affaire had.

Aan alle sprookjes komt een einde. Tante Suzanne moest voor een paar dagen naar het westen en wij moesten maar weer eens verder naar het noorden.
Voor we vertrokken maakten we nog even gretig gebruik van de wasmachine! Dat was geleden van bij Matty en Siska! Alles een keer op hoge temperatuur wassen, het deed deugd voor de kleertjes, de lakens, de dekens, alles.
Tante Suzanne gaf ons ook nog enkele adresjes op weg naar het noorden.

Tante, bedankt voor alles! We vinden het heel spijtig dat we niet langer konden blijven. Misschien een volgende keer, maar dan toch met het vliegtuig, hoor! Veel liefs!

Onze eerst volgende stop was opnieuw bij onze nonnekes in Bertoua. We gaven hen appelsienen en pompelmoezen uit de tuin van hun tante, wat ze erg apprecië;erden, om vervolgens onze benen weer onder tafel te mogen schuiven. Zuster Marceline gaf mij de sleutel van de kamer en gromde eens naar Gert. Toen we vertrokken kregen we nog een paar trossen bananen en plantanen mee.

De volgende dag reden we over een perfecte asfaltweg tot in Garoua-Boulaï. Daar moesten we aankloppen bij de mission catholique en vragen naar soeur Thadé;e. Een forse zuster kwam opendoen: ‘Ik ben soeur Thadé;e, maar ik ken jullie niet!’ We doen heel de uitleg en alles was in orde. De zuster kende overlanders, want vroeger toen ze in Maroua woonde, kampeerden er regelmatig reizigers bij hun. Zij wist dus wat we nodig hadden: een schaduwplekje, een WC en water. Zij begon niet over een kamer enzo. ‘Jullie slapen liever in je eigen tent, hé;?’ ‘Yep!’
De volgende ochtend om acht uur zouden zuster Lydia en een pater net als wij naar Ngaoundé;re rijden. Het belooft 260 km zeer slechte piste te zijn. We besloten om samen te rijden.
‘Soeur Thadé;e, moeten we iets betalen?’ ‘Laisse nous!’ gromde ze en we kregen een stevige schouderklop en een kruisje. We hebben dan maar een tros plantanen gegeven, die ze gretig aannamen.

De piste van Garoua-Boulaï naar Ngaoundé;re was verschrikkelijk slecht! Veel wasbord en op de koop toe begon het op een bepaald moment nog te gieten ook.
Vermits wij heel de tijd achter de andere auto aanreden, kregen wij alle stof in ons gezicht. Na een paar uur hadden we dezelfde kleur als de weg.
De politiecontroles waren fantastisch. Van het ogenblik dat ze de zuster zagen, verscheen er een grote glimlach op hun gezicht en gebaarden ze vriendelijk dat ze mochten doorrijden. Zuster Lydia riep telkens dat wij bij hen hoorden. De agenten glimlachten naar ons, maar met een blik van ‘dat is spijtig dat we hun papieren niet kunnen vragen’. Wij wuifden onschuldig en blij en reden gezwind door. Een nonnenkleed zou handig zijn voor op reis!
Wat hebben we nog geleerd op deze rit? Paters en zusters scheuren over de weg met een snelheid die wij, leken, niet kunnen volgen!

In Ngaoundé;re belanden we in een zeer mooie maison d’accueil. Prachtig om te kamperen, propere douche en toilet. Fijn! Ook hier kwamen we er vanaf met een tros plantanen.

Daarna was het weer een dagje asfalt tot in het snikhete Garoua. Aan een politiepost vlak voor de stad moesten we al onze papieren laten zien, ook de verzekering. De vriendelijke agent bekeek het document en zei: ‘Un moment s’il vous plaît’ en ging er mee naar zijn baas. Wij wachten braaf en bang af. Mijn hart slaat zeker en vast sneller dan normaal. Hij komt terug gewandeld: ‘C’est en ordre. C’est bien’ en hij geeft alle papieren terug. We rijden verder en schieten beiden in de lach.
In Garoua kampeerden we in de maison d’acceuil van de procure van de paters. Een kleine jongen, die perfect Frans spreekt en wiens vader een Pajero heeft, kwam bij ons zitten. Een beetje later gevolgd door een Congolese en een Nigeriaanse pater, twee vrienden. ‘t Waren maar rare paters, vonden wij. Ze gingen nog ‘uit’ en gaven Gert een vettige knipoog.

Na Garoua begint het toeristische noorden. Daar hadden we nog wel eens zin in, iets toeristisch doen. We kozen dan ook de pittoreske piste naar Rhumsiki in plaats van de grote baan. Deze piste was effectief prachtig! Door de bergen, langs kleine dorpen, vriendelijke mensen… We voelden ons goed. Tot Bourha, nadien was het weer heel de tijd ‘Cadeau! Cadeau!’
In Rhumsiki komen we terecht bij een man met als bijnaam Don Quichote. Hij heeft een restaurantje en we mochten er ook kamperen. Het onthaal was heel warm. ‘Doe alsof je thuis bent! Dit is mijn vrouw, mijn kinderen. Hier is de koelkast, water… Vanavond maak ik voor jullie een candle light dinner onder de sterrenhemel.’ Het was waar en ‘t was heel gezellig. Die man weet wat een toerist wil. Hij kent zijnen bussiness. Zo zijn er niet veel Afrikanen!
Hij maakte zijn eigen brood, prijzig, maar heerlijk, met een lekker ajuin-looksausje erbij.
We vertelden hem dat we op weg waren naar père Jan Reynebeau in Magoumaz, bij Mokolo. ‘Volgens mij is die hier gisteren geweest’ zei Don Quichote, ‘met een Belgische familie!’ Hij legde ons uit hoe we in Magoumaz konden geraken.
Gert heeft Jan zeven jaar geleden ontmoet en dat was toen een fijne kennismaking. Jan woont in een piepklein dorpje, wat ons alvast aantrekt. Vandaar dat we al lang het idee hadden om onze landgenoot een bezoekje te brengen.

We vervolgden onze piste, nog steeds magnifiek. Wel soms moeilijke stukken, over de rotsen! In Mokolo kopen we nog wat groentekes en vragen dan de weg naar Magoumaz. We komen terecht op een piepklein pistekes dat omhoog kruipt in de bergen. Waar is die Jan het toch gaan zoeken? Af en toe hutjes langs de weg. Alles heel vergelijkbaar met pays Dogon. We voelen ons een beetje thuiskomen. Hoe komt het toch dat je van bepaalde streken meer houdt dan van anderen? Het geeft je een goed gevoel. Nochtans lijkt het in de verste verte niet op thuis. Misschien een vorig leven? Blijkbaar houden wij nogal van droge gebieden. Raar toch!

Plots zien we tussen de hutjes een domein met betonnen gebouwen en een kerk. Vermoedelijk zijn we er. We zien een paar blanken lopen. ‘t Zijn precies toeristen? Een jonge gast doet de poort open. ‘Is het hier dat Jan Reinebeau woont?’ ‘Ja, dat is hier. Kom maar binnen.’ Vlamingen! Sarah was net het haar van Jan aan het knippen. Gert geeft hem een hand: ‘Dag Jan, ik ben Gert Minnebach.’ ‘Maar, ‘t is nie waar! Gert! Jongen toch! Ik had u niet direkt herkent! Kom mannen, pak een stoel! Een fris pintje?’ ‘Dat slaan we niet af!’
We waren aangekomen. Jan had dus nog bezoek. Een familie uit Boortmeerbeek. Geert en Lucie met hun drie middelbare scholieren. Een leuke bende! Blijkt dat Geert ook in de filmbussiness zit. Hij heeft een productiehuis waar Gert al wel eens een keertje voor gewerkt heeft. Ze hebben onder andere ‘Kinderen van de wind’ geproduced. Het is zo dat ze Jan kennen, door een reportage.
Spijtig genoeg vertrokken ze na het middageten. Jan ging met hen mee, maar zou binnen twee dagen terugkomen. We kregen de sleutel van zijn huis en mochten aldus doen alsof we thuis waren. Dat hebben we gedaan. Het is hier een heerlijk rustig vakantiehuisje! Gert heeft wat geknutseld aan de auto. Eigenlijk serieus gewerkt. Het roulement van een voorwiel was stuk enzo. Hij heeft dan ook nog eens heel de auto vanbinnen en vanbuiten gepoetst. Mercikes, hé; schat! Ik heb de was en de plas gedaan en ben dus nu aan het schrijven voor de blog.
Gisteravond kwam de zuster terug van Maroua. Zij woont hier ook op het domein. En een half uurtje geleden is Jan teruggekomen.

Maandag, 27 april 2009
We zijn hier nog steeds. We geraken hier niet weg. ‘t Is hier te goed. Het is hier zalig rustig. We hebben heerlijk gezelschap van Jan, altijd een toffe babbel. Gezellig samen eten, een glaasje wijn, een pintje…

Zaterdag kwam er nog bezoek, Siro en Franklin, twee jonge mannen van het zuidwesten van Kameroen, het Engelstalige deel. Zij geven hier les in Mokolo, in de Engelstalige afdeling van een bilinguale school. Ze kwamen hun weekend doorbrengen in Magoumaz. Franklin, een stille jongen, heel lief, wil graag een goede leerkracht zijn, staat open om te leren. Siro, heel assertief, geen blad voor de mond, laat zich niet kennen, meent het goed. Bij Siro had ik in het begin het gevoel dat ik mij als vrouw moest verdedigen. Hij hemelde Gert erg op en zei dan bijvoorbeeld tegen mij: ‘Jij hebt toch wel geluk met een man die jou onderweg zo beschermt.’ Of als we vertelden dat ik ook met de auto reed: ‘Ja, maar als er een band moet vervangen worden, zal hij het wel doen, hé;! Hahaha!’ Grmbl! Wie mij kent, weet dat er dan iets begint te koken binnenin mij! Enfin, op het einde van het weekend, was het helemaal niet meer nodig om me te verdedigen. Na al onze gesprekken, wist hij wel beter en dat zei hij dan ook. Nen toffe gast, hoor. Je komt soms mensen tegen, die uw gevoelige snaren raken en dat is af en toe nodig om nog eens over jezelf te reflecteren. Ik weet vrij zeker dat dat ook wederzijds was. En Franklin…die zou ik zo graag helpen om zijn studenten gemotiveerd te krijgen, want hij zit daar mee!

Gisteren was een supertoffe dag!!! Het was vrouwendag. Leve de vrouwen!
Eerst was het eucharistieviering, geleid door Jan. Eindelijk kreeg ik eens de kans om naar een mis te gaan in Afrika. Ik wou al zo lang graag eens een mis bijwonen met een Afrikaans koor. Het lukte me echter nooit om Gert er mee naar toe te krijgen. Het was echt tof, een leuke belevenis. Gerard en Vera werden voorgesteld aan de bomvolle kerk. Er werd gezongen en gedrumd etc.
Na de mis was het voetbal. Twee vrouwelijke ploegen trainden reeds een aantal weken speciaal voor deze grote dag. Het was hilarisch plezant. Eerst lachte het publiek vooral, maar tegen het einde was het menens en supporterde iedereen hevig. De vrouwelijke scheidsrechter werd op een bepaald moment wel vervangen door een man. Dat ging toch wel vlotter. Hij kende de regels beter.
Na de match was er bilbil, het plaatselijk zelfgebrouwen bier. Feest dus!
In de namiddag zijn we nog met zijn allen naar de markt geweest. Op de zondagse markt in Magoumaz wordt enkel bilbil verkocht 🙂 De vrouwen dansen en zingen, iedereen gelukkig. Ze zingen wel altijd hetzelfde deuntje. ‘s Avonds hoor je de ‘blije’ mensen ook met dat deuntje naar huis stappen. Uren kunnen ze het blijven zingen. Gert heeft het ook geprobeerd. Hij geraakte niet meer weg tussen al die vrouwen!
En passant zijn we nog goeiendag gaan zeggen tegen de chef van het dorp.
Daarna brachten we Siro en Franklin terug naar Mokolo.
Moe en voldaan kwamen we weer thuis.
En wat spelen de jonge meisjes van de naaicursus hier vandaag tijdens hun pauze? Voetbal!
Iedereen, groot en klein, man en vrouw, blank en zwart, heeft zich gisteren goed geamuseerd. Iedereen tevreden en gelukkig. En, oh ja, niemand die om een cadeau vroeg! Zalig!

Gert is nu nog wat electriciteit aan het leggen voor Jan, voor de dag dat er misschien eens stroom tot in Magoumaz zou komen. We gingen eigenlijk vandaag vertrekken, maar ‘t zal morgen zijn.
Morgen zullen we in Mokolo het internetcafé; opzoeken en boodschappen doen op de markt om vervolgens een mooie piste te nemen langs Koza. Daar ergens woont een Vlaamse zuster waar we waarschijnlijk kunnen overnachten.
Overmorgen steken we dan vermoedelijk de grens over met Nigeria, want ons visum verloopt donderdag. In Nigeria willen we de kortste weg nemen naar Niger. Indien mogelijk nemen we als grens Diffa. Het is nog niet zeker of dat gaat, want op de Michelinkaart staat er daar geen weg 🙂 We zullen ons dus eerst moeten informeren.
In Niger rijden we onmiddellijk naar Zinder. Daar zullen we alle informatie moeten inwinnen in verband met Noord Niger. Of we daar nu door kunnen of niet. Hoogstwaarschijnlijk mag het, mits begeleiding van een militair konvooi.
We hebben al uitvoerig gemaild met een officië;le Algerijnse gids die ons veilig door de Sahara kan loodsen en ons zo kan afzetten aan de Tunesische grens. In Algerije is het immers verplicht om met een officië;le gids te reizen.
Een dure, maar veilige grap.
Als ze ons niet naar Noord Niger laten reizen, wegens de Toearegrebellen (allé;e, da zijn toch schatjes?), dan moeten we heeeelemaal terug langs Marokko 🙁
Zo weten jullie een beetje wat onze plannen zijn en weten jullie dus waar te zoeken als we vermist zijn 🙂



Le neveu est de retour

Kameroen Posted on Mon, April 13, 2009 11:15:40

Na Buea zijn we met ons kleine konvooi naar Yaoundé; gereden. We hadden al gebeld met tante Suzanne om haar te laten weten, dat we reeds in het land waren. Zij heeft geregeld dat we met zijn allen welkom waren bij de paters in Yaoundé;. Gert loodste ons er quasi feilloos naartoe. Na zeven jaar wist hij nog de weg in Yaoundé;. Chapeau. Bij aankomst werden we vriendelijk ontvangen en kregen we een plekje toegewezen om te kamperen, evenals een propere douche en toilet, heerlijk. Harm kon zijn tentje veilig droog in de garage zetten. Geen overbodige luxe in het regenseizoen. Bij stortbuien zaten we trouwens met zijn allen gezellig in de garage.
Gert en ik hadden eigenlijk maar é;é;n dag Yaoundé; nodig. Juist wat inkopen doen, geld afhalen enzo. Sarah, Florian en Harm zitten er langer vast, want zij hebben nog een hoop visa nodig. Gelukkig voor hen is er supersnel en gratis wifi bij de paters.
Yaoundé; als stad valt goed mee, vind ik. Alleen rond de markt is het niet zo aangenaam. Je voelt een gespannen sfeer. Iedereen spreekt je aan. Teveel mensen. Je voelt je niet echt veilig. Kameroen is het eerste land op deze reis waar ik als vrouw regelmatig lastig gevallen wordt, zelfs met een man naast me. Geen land dus om alleen als vrouw te reizen. Ik zet ze wel op hun plaats!

Dan kwam dus het moment van afscheid… Bijna drie weken hebben wij samen gereisd met Sarah en Florian. Geen enkele keer hebben we een onenigheid gehad. Nooit moesten we veel overleggen. Het kwam vanzelf. We wilden hetzelfde. We kwamen overeen zonder veel woorden. We waren zo blij met elkaars gezelschap. Onderweg kwam Harm er ook nog bij. Het was tof. Nu zullen Sarah, Flo en Harm waarschijnlijk samen verder trekken naar het zuiden. Wij naar het oosten, naar Batouri, naar onze eindbestemming, naar tante Suzanne. We voelden het afscheid naderen. Harm heeft ons een heerlijk feestmaal bereid met ettelijke glaasjes wijn. Het was genieten. Jongens, we zullen jullie missen. Ik zie jullie graag. Bedankt voor alles! Met Harm hebben we een afspraak op vlaggetjesdag 2010 in Scheveningen. Sarah en Flo zien we hopelijk ooit weer in België; of in Zwitserland. Liefst in Zwitserland, want het ziet er daar zo mooi uit waar zij wonen!
En toen we de paters vroegen wat we hen schuldig waren, zeiden ze: ‘Niets!’
We vertrokken, een krop in de keel… Daar zaten Gert en ik weer alleen in de auto. Niemand die voor ons reed. Niemand die antwoordde door de walkie. Je moet terug meer op je hoede zijn. Ik vond het geen prettige rit.
Wat wel grappig was onderweg, is dat we het wachtwoord voor de politie kende, namelijk: ‘Nous allons au mission catholique à Batouri.’ ‘Ouvre la porte!’ Om te gieren!
Nog een succesnummer van ons, maar dan wel een pak spannender, is onze gephotoshopte verzekering. Tot hier toe hebben we voor elk land een verzekering gekocht voor de auto, de zogenaamde ‘carte brune’, geldig voor bijna alle landen die wij bezoeken, behalve Kameroen dus. We gingen ervan uit dat we voor Kameroen, zoals in alle andere landen, aan de grens een verzekering zouden kunnen kopen. Van Roxy en Steve hoorden we dat dat niet ging. We zochten er naar in Nigeria, vroegen het daar op de ambassade van Kameroen, maar niemand kon ons helpen. We zouden het in Yaoundé; ofzo moeten kopen. Voor we daar aankomen, zullen we echter een hoop politiecontroles passeren. Dan maar faken. Veel overlanders doen dat. Een verzekering in Afrika kost telkens een bom geld en als er iets gebeurt betalen ze meestal niets. Je hebt dat papier dus alleen nodig voor de roadblocks. Ik ben liever in orde, dan sta je recht in je schoenen tegenover die agent, die iets fouts probeert te vinden om zelf een cent te kunnen bijverdienen. Maar nu lieten ze ons weinig keus. Gert nam onze Belgische verzekering en delete het kadertje waar de landen opgesomd staan. Nu staat er dus een boel uitleg in het Nederlands, in het groot het woord ‘internationaal’, de naam van de verzekeringsmaatschappij en de datum. Net genoeg dus om hen te misleiden. Tot hier toe zijn er gelukkig nog maar twee agenten die er naar gevraagd hebben. Eé;n van hen deed moeilijk omdat het een kopie is. ‘Dat is omdat we al zolang onderweg zijn, mijnheer. Het moest vernieuwd worden. Ze hebben het gefaxt.’ ‘Je moet het laten voor echt verklaren met een zegel van 1000 CFA.’ ‘Oh, dat wisten we niet.’ ‘Ja, dat moet!’ ‘Waar kunnen we dat laten doen, mijnheer?’ ‘In de stad.’ ‘In Batouri?’ ‘Hmm.’ Na een tijdje mochten we doorrijden. ‘Dus, mijnheer, waar moeten we precies zijn in Batouri voor die zegel?’ Een beetje verlegen: ‘Hmm, ik weet niet of er daar een agent is die de juiste stempel heeft.’ ‘Oh, dat is spijtig! Bonne journé;e!’ Tja, we worden stillaan echte Afrikanen.

Die avond geraakten we niet meer in Batouri, maar wel in Bertoua en daar woont den bisschop. Gert wist nog precies waar hem te vinden. Hij stuurde ons naar ‘la maison d’acceuil’. We stonden er wat verloren te kijken op de parking, tot we gespot werden door een nonneke. Heel vriendelijk heette ze ons welkom. We introduceerden ons als ‘le neveu de soeur Suzanne et sa fiançé;e’. Vanaf toen ging de hemel open. ‘Le neveu est de retour!!! Le neveu de notre tante!!!’ Tante Suzanne is daar zo graag gezien, dat de neveu behandeld wordt als een heilige. Deze zusters waren zo lief, zo gastvrij, zo open, dat ze mijn triestige dag helemaal opfleurden. We moesten absoluut een kamer aannemen. De neveu die in een tent slaapt, dat kon niet bestaan. Maar de neveu is een keikop en wou persé; in zijn tent slapen. ‘Maar wat zal onze tante dan zeggen over ons!’ De fiançé;e was al lang overtuigd, maar de neveu gaf alleen toe een kamer te gebruiken voor de badkamer, douche met warm water. Warm water! Dat was geleden van bij Matty en Siska! Het deed deugd! Oh, zo zalig! En dat wou de neveu bijna ook weigeren?! Al goed dat de fiançé;e ook nog iets in de pap te brokken had. Enfin, geslapen dus in de tent voor het huis van de gezellige zusters. Ze waren echt een gezellige, goed gezinde bende.
We kregen een pintje als apertitief, werden uitgenodigd voor het avondmaal en ‘s anderendaags voor het ontbijt. En de nonnekes eten goed! Salami, gebakken spek, echte boter, mmmm! Bedankt allemaal!
Na het ontbijt begonnen we aan onze laatste etappe, onze laatste kilometers voor ons einddoel. Het was een stevige piste, 90 km. Na drie uur reden we den hof op van tante Suzanne. We waren nog niet geparkeerd of er werd al druk getelefoneerd: ‘Soeur Suzanne, ils sont dé;ja là!’ Tante Suzanne arriveerde. We waren er… Er zijn momenten geweest dat ik dacht dat we nooit tot Batouri zouden geraken, maar we zijn er. Het is ons gelukt! ‘t Was geen makie, maar we zijn er! Ik kan het niet genoeg herhalen.
Zeven jaar geleden had Gert al lachend gezegd: ‘Volgende keer kom ik met de moto!’ Wel, hij zat er niet ver naast.
Het is hier een open huis bij tante Suzanne. Iedereen is altijd welkom, de deur staat letterlijk open. Giselle en Hedwig, twee studentes wonen hier ook, evenals Chamberlain. Chamberlain vind ik een interessante man. Hij is gehandicapt aan zijn benen, maar zit vol moed. Hij heeft techniek gestudeerd voor het repareren van koelkasten, maar vindt helaas geen werk wegens zijn handicap. Ik vind dat hij heel open staat voor andere culturen. Hij vindt het belangrijk om elkaar goed te begrijpen. Zo kregen we weer een heel andere kijk op de Afrikaanse kinderen die roepen: ‘Donne moi bic! Donne moi cash! Donne moi…’ Of volwassenen: ‘What do you want?!’ Telkens op een voor ons onbeleefde toon. Hij legde uit dat in veel Afrikaanse talen er geen beleefdheidswoorden of -zinnen bestaan. ‘Alstublieft’ bestaat niet, eufemismes ook niet, een beleefde vraag als ‘Mag ik…’ of ‘Ik zou graag…’ ook niet. Het zijn directe talen, geen blabla, maar recht voor de raap. Dat verklaart voor mij weeral heel veel! Het is bij ons al moeilijk om kinderen met twee woorden te leren spreken, laat staan als dat in je moedertaal nog geen eens bestaat! ‘De beleefdheidswoorden worden wel soms vervangen door gebaren, zoals buigen of de handen vouwen ofzo’, vertelt Chamberlain. Dat is dan weer raar voor ons, iemand die voor ons buigt, dat geeft ons een ongemakkelijk gevoel. Dat hoeft nu ook weer niet. Verschillende culturen, ‘t is moeilijk, ‘t is interessant…

We hebben al een rondleiding gekregen van tante Suzanne in de ‘centre de la santé;’, door haar gerund. Knap, hoor, wat ze daar realiseren. Er vinden dagelijks 40 tot 50 consultaties plaats. Er is een materniteit, een labo, een apotheek,… Zoals overal kampen ze met te weinig plaats en te weinig personeel. Veel mensen vertrekken als ze een beter betaalde job elders vinden en dan moet het centrum weer iemand nieuw opleiden, telkens weer van nul beginnen. Door middel van enkele sponsors is men een hospitaal aan het bouwen. Grootse toekomstplannen. Hopelijk kan de droom werkelijkheid worden!

We zullen hier nog een paar daagjes blijven en dan moeten we richting noorden, want ons visum is maar é;é;n maand geldig. In het begin van de trip leek é;é;n maand lang, nu is het steeds te kort.



Next »